21271 |
markt |
markt:
inne milt vanne met (P121p Ulbeek),
ter-wi-âs euver de merk (P121p Ulbeek)
|
Dwars over de markt [ZND 23 (1937)] || In het midden van de markt. [ZND 38 (1942)]
III-3-1
|
24945 |
marmer |
marber:
marber (P121p Ulbeek, ...
P121p Ulbeek),
marbere beeld (P121p Ulbeek)
|
marmer [ZND 01 (1922)], [ZND 38 (1942)] || marmeren beeld [ZND 21 (1936)]
III-4-4
|
22739 |
marmeren beeld |
beeld:
marbere beeld (P121p Ulbeek)
|
Een marmeren beeld. [ZND 21 (1936)]
III-3-2
|
22440 |
masker |
mombakkes:
moembakkes (P121p Ulbeek),
mondbakkes:
moͅəndbakəs (P121p Ulbeek)
|
Een masker (dat op vastenavond gedragen wordt). [ZND 31 (1939)]
III-3-2
|
32983 |
masteluin |
mastran:
mastrān (P121p Ulbeek),
witkoren:
wet[koren] (P121p Ulbeek)
|
Menggewas, vooral rogge en tarwe dooreen; vroeger bakte men er brood van ("masteluinbrood"), nu wordt het alleen nog als groenvoer gezaaid. Indien het mengsel een andere samenstelling heeft dan rogge en tarwe, dan wordt dat in het lemma aangegeven. De opgaven "groenvoer" zijn in het lemma ''groenvoer'' (1.2.14) ondergebracht. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [koren], zie het lemma ''rogge'' (1.2.4), resp. ''graan, koren'' (1.2.1). [L 39, 15; L lijst graangewassen, 5; monogr.; add. uit L 48, 26; Lu 2, 26]
I-4
|
33044 |
mathaak |
zichthaak:
[zicht]huǫk (P121p Ulbeek)
|
Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2]
I-4
|
18129 |
mazelen |
mazelen:
moazele (P121p Ulbeek, ...
P121p Ulbeek),
mazeren:
mazere (P121p Ulbeek)
|
de mazelen (kinderziekte) [ZND 31 (1939)]
III-1-2
|
18235 |
medaillon |
medaille:
’n goo medaail (P121p Ulbeek)
|
een gouden medaille [ZND 38 (1942)]
III-1-3
|
20925 |
mede |
mede:
mee (P121p Ulbeek)
|
mede [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|
18855 |
medelijden |
compassie:
compassie (P121p Ulbeek),
koempassie (P121p Ulbeek)
|
medelijden [ZND 33 (1940)]
III-1-4
|