e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ulbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rugstuk rugstuk: rugstuk  røͅxstøͅkə (Ulbeek) karbonaden [Goossens 1b (1960)] III-2-3
ruiken rieken: rieken (Ulbeek), rikke (Ulbeek) rieken [ZND 25 (1937)] III-1-1
ruilen (als spel) mangelen: welə vejə maŋələ (Ulbeek) Willen we eens ruilen? [ZND 42 (1943)] III-3-2
ruin ruin: rø̜̄n (Ulbeek) Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.] I-9
ruiten in het kaartspel koeken: koeke (Ulbeek) Ruiten: Ruiten boer (in het kaartspel). [ZND 42 (1943)] III-3-2
rukken roffen: roeffe (Ulbeek) niet rukken (niet met rukken trekken) [ZND 42 (1943)] III-1-2
rund koebeest: kǫu̯bɛs (Ulbeek) Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.] I-11
runderhorzellarve madenknook: mōͅəknyøͅk (Ulbeek) worm vdit laatste insec [Goossens 1b (1960)] III-4-2
rundvee koebeesten: kø̜̄i̯u̯bestǝ (Ulbeek) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
ruw opengevlogen: opgengevlogen (Ulbeek) hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)] III-1-2