19220 |
geluksvogel; altijd geluk hebben |
bet het geluk geboren zijn:
heej is bij ⁄t geluk gebore (P121p Ulbeek),
gelukkige, een -:
ənə gəleukəgə (P121p Ulbeek),
met het geluk geboren zijn:
hi-je is met ⁄t ge-lek geboeoren (P121p Ulbeek)
|
Iemand die altijd geluk heeft. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
19101 |
gemak |
gemak:
ook ZND 23, 076
gemo-aak (P121p Ulbeek)
|
gemak [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
ook materiaal znd 23, 77
gemekkelijk (P121p Ulbeek)
|
gemakkelijk [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
22441 |
gemaskerd persoon |
gemaskeerde:
gəmaskiērdə (P121p Ulbeek),
gemondbakkeste:
gəmoəndbakəndə (P121p Ulbeek)
|
Hoe heet: een gemaskerd persoon? [ZND 31 (1939)]
III-3-2
|
18945 |
gemeen |
gemeen:
ook materiaal znd 23, 79
gemeen (P121p Ulbeek),
niet deftig:
ook materiaal znd 23, 79
nie deftig (P121p Ulbeek)
|
gemeen (smerig, slecht) [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21465 |
gemeente |
gemeente:
gemeente (P121p Ulbeek)
|
gemeente [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
21494 |
gemeentehuis |
gemeentehuis:
gemeentehoues (P121p Ulbeek)
|
gemeentehuis [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
18165 |
genezen |
genezen:
weer ge-ni-é-zen (P121p Ulbeek)
|
hij is weer op zijn effen (weer genezen) [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
33319 |
gepachte hoeve, pachtgoed |
huurwinning:
hȳrwęneŋ (P121p Ulbeek)
|
Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1]
I-6
|
20408 |
gepensioneerd (zijn) |
gepensioneerd:
znd 35, 65
gepénsioneert (P121p Ulbeek)
|
gepensioneerd; hij is -; op pensioen gesteld [ZND 35 (1941)]
III-2-2
|