id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
33182 | inleggen (in een voor) | inleggen: ęi̯nlęgǝ (Ulbeek) | Voor de fonetische documentatie van de typen poten en planten zie het lemma Poten; het verspreidingsgebied van zetten in dit lemma komt niet overeen met dat in het lemma Poten; het type is hier dan ook gedocumenteerd. [N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.] I-5 |
25607 | inschieten | inschieten: ensxītǝ (Ulbeek) | Het deegbrood in de oven plaatsen. Een bij het werkwoord opgegeven object "brood", "deeg" e.d. wordt niet gedocumenteerd evenmin de bepaling "in de oven". [N 29, 45a; L 40, 13b; N 29, 30b; monogr.; OB 2, 2d] II-1 |
34001 | inspannen | inspannen: ęi̯.njspanǝ (Ulbeek) | Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74] I-10 |
21562 | italiaan | italiaan: da is ⁄n Italjaon (Ulbeek) | Dat is een Italiaan. [ZND 36 (1941)] III-3-1 |
18259 | jak | bloes: bloes (Ulbeek), kazavek: ka-za-vĕk (Ulbeek), pitje: piettje (Ulbeek), pitje (Ulbeek) | jak (kort vrouwenkledingstuk) [ZND 27 (1938)] III-1-3 |
18996 | jaloers | jaloers: ook materiaal znd 27, 44 djeloesch (Ulbeek), jeloes (Ulbeek), zjaloes (Ulbeek), zjeloes (Ulbeek) | jaloers [ZND 01 (1922)] III-1-4 |
18193 | jas: algemeen | pit: heij is pa zenne pit en mam h⁄r gelt; pa z⁄n kou en pa zennen hont (Ulbeek) | Jas. Hier is vader zn jas en moeder haar geld... [ZND 44 (1946)] III-1-3 |
24556 | jeneverbes | sint-janbeer: sint-jianbee(i)r (Ulbeek) | jeneverbes (Juiniperus communis L.) [ZND 34 (1940)] III-4-3 |
20405 | jeugd, jongelieden | jongvolk: joengvolk (Ulbeek) | jeugd, dat is goed voor de jeugd (de jonge lieden) [ZND 36 (1941)] III-2-2 |
18086 | jicht | jicht: jeech (Ulbeek) | reumatiek: hoe heet de gewrichtspijn die vooral bij bejaarde mensen voorkomt (fr. rhumatisme) ? [ZND 42 (1943)] III-1-2 |