e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q097p plaats=Ulestraten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
versnijden intrekken: entrękǝ (Ulestraten) Een muur vanaf een bepaald punt minder dik verder bouwen, bijvoorbeeld door van tweesteens naar anderhalfsteens of, volgens de invullers uit L 320a en L 382, van steens naar halfsteens over te gaan. [N 31, 46a] II-9
verspreid gras sprei: špręi̯ (Ulestraten) Het resultaat van de handeling uit het voorgaande lemma: het gemaaide gras dat gelijkmatig op het veld ligt te drogen. [N 14, 98] I-3
verstekhaak verstekhaak: vǝrštɛ̄khǫak (Ulestraten) Haak waarvan de armen een hoek van 450 vormen. Zie ook afb. 3. [N 30, 13b; monogr.] II-9
verstellen stukken: štø̜kǝ (Ulestraten) Een lap op de scheur in het kledingstuk naaien of het verstellen of oplappen. [N 62, 43a; N 62, 21b; Gi 1.IV, 50; S 36; MW] II-7
verstuiken verstuiken: versjtøk (Ulestraten), versjtøke (Ulestraten) verstuiken [SGV (1914)] || verstuikt [SGV (1914)] III-1-2
verteerde mest korte mest: kǫrtǝ [mest] (Ulestraten), rotte mest: rǫtǝ [mest] (Ulestraten), vergangen mest: vǝrgaŋǝ [mest] (Ulestraten), vette mest: vętǝ męs (Ulestraten) De termen in dit lemma zijn voor het merendeel van toepassing op mest die lange tijd het onderste of het binnenste deel van de mesthoop heeft gevormd en daardoor goed verteerd is: mest van hoge kwaliteit, die gemakkelijk in kleine delen uiteenvalt. Het onderste uit de mestkuil is vaak zo brokkelig dat het niet met de riek kan worden opgenomen. Deze mest wordt veelal als weidemest gebruikt. Voor sommige termen zie men dan ook het lemma compost. De termen aan het einde van het lemma hebben betrekking op oude, uitgedroogde mest die zijn kwaliteit grotendeels verloren heeft. [N M, 10a; N 11, 27 add.; N 11A, 4a + 4c + 36 + 37; JG 1a + 1b add; div.] I-1
vertikale paal in een poort stijp: štip (Ulestraten) Een rechtstaande, uitneembare paal in het midden van een poort, waartegen de beide poortvleugels gesloten kunnen worden. Deze paal is aan de bovenzijde meestal verankerd achter een gebogen stuk ijzer, aan de onderzijde in een gat. De paal wordt weggenomen als de poort helemaal geopend moet worden. De paal is onbekend in een groot aantal plaatsen. Door functionele overeenkomst kunnen de benamingen ook wel gebruikt worden voor andere soorten sluitbalken (zie deze lemmata). Zie ook afbeelding 18.g bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42e; N 5, 104; A 49, 4; add. uit N 5A, 93c] I-6
vertinborstel plank voor de schouw uit te smeren: plaŋk ˲vø̄r dǝ šǫw ūt tǝ smērǝ (Ulestraten) Lange stok met aan het uiteinde een soort spaan of borstel, waarmee de binnenzijde van schoorsteenkanalen ruw bepleisterd wordt. De specie die hierbij werd gebruikt, werd in Q 95a 'schouwplaaster' ('šǫwplǭstǝr') genoemd. [N 32, 25d; monogr.] II-9
verwarmen, stoken stoken: sjtoke (Ulestraten) stoken [DC 35 (1963)] III-2-1
verweerde kalk bedorven kalk: bǝdǭrvǝ kalǝk (Ulestraten), kapotte kalk: kǝpǫtǝ kalǝk (Ulestraten), verkoolde kalk: vǝrkǫaldǝ kalǝk (Ulestraten) Ongebluste kalk die langdurig aan vochtige lucht werd blootgesteld en daardoor met water en koolzuur is verzadigd. Verweerde kalk blust zeer moeilijk. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Kalk blussen'. [N 30, 29b; monogr.] II-9