24539 |
kornoelje (alg.) |
konkernol:
konkernöl (Q097p Ulestraten),
koͅ^gkərnøͅl (Q097p Ulestraten)
|
kornoelje [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
18604 |
korset |
korset (<fr.):
kersjet (Q097p Ulestraten),
rijglijf:
rielief (Q097p Ulestraten)
|
korset, rijglijf om de taille [rijlief, rellif, relf, ruls, stiklijst, stiflijk] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20617 |
korst |
korst:
koorsj (Q097p Ulestraten)
|
korst; de harde buitenkant van kaas, brood, een pasteitje noemt men in het Nederlands korst. Gebruikt men dit in uw dialect ook? Zo ja, hoe wordt het uitgesproken? [DC 44 (1969)]
III-2-3
|
18013 |
kortademig |
dempig:
dempig (Q097p Ulestraten, ...
Q097p Ulestraten),
kort:
kort (Q097p Ulestraten),
kort van aom (Q097p Ulestraten)
|
dempig [SGV (1914)] || kortademig [kort, kortborstig, dempig] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18287 |
korte broek |
korte broek:
korte brook (Q097p Ulestraten)
|
broek, korte (jongens)~ die de knieën onbedekt laat [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18216 |
korte laars |
gamaschetje:
kermersjke (Q097p Ulestraten),
halve gamasche:
hawfkermarsj (Q097p Ulestraten),
halve stevel:
hawfsjteevel (Q097p Ulestraten),
korte stevel:
korte sjteevel (Q097p Ulestraten)
|
laars met een korte schacht die tot aan de kuit reikt [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18600 |
korte onderbroek? |
korte onderbroek:
korte onderbrook (Q097p Ulestraten),
onderbroekje:
onderbreukske (Q097p Ulestraten)
|
Korte onderbroek voor mannen. [DC 62 (1987)] || onderbroek, korte ~ [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18562 |
korte overjas |
jekker:
jekker (Q097p Ulestraten),
jopjas (<du.):
vgl. Van Dale (DN): Joppe, jekker, jopper - jasje.
joepjas (Q097p Ulestraten)
|
overjas, korte ~ [jekker, joep, stoep, baadje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
29971 |
korteling |
kluppel:
klø̜pǝl (Q097p Ulestraten
[(id)]
)
|
Korte steigerpaal die aan één uiteinde draagt op de aanbinder en aan de andere kant in een in de muur uitgespaard steigergat. Over de kortelingen komen de steigerplanken te liggen die de steigervloer vormen. Zie ook afb. 18. [N 32, 3b; monogr.]
II-9
|
34520 |
kortwieken |
kortwieken:
kǫrtwekǝ (Q097p Ulestraten),
toppen:
topǝ (Q097p Ulestraten)
|
Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.]
I-12
|