e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ulestraten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meel dat gebruikt wordt voor taai-taaideeg roggebloem: rǫgǝblōm (Ulestraten) [N 29, 87a; N 29, 87; N 29, 87b] II-1
meelmijt kalander: Veldeke ?  klander (Ulestraten) mijt die in vochtig meel leeft [N 26 (1964)] III-4-2
meelopslagplaats meelzolder: mē̜lzø̜ldǝr (Ulestraten) De ruimte of plaats waar het meel opgeslagen wordt. [N 29, 105b; N 29, 105e] II-1
meelschepje meelschup: mɛ̄lšø̜p (Ulestraten) Een houten vat voorzien van een steel dat diende om droog meel te scheppen. Vergelijk de lemma''s ''graanschop, schepschop'' (6.3.13) en ''graanschep'' (6.3.15). [N 18, 9b] I-4
meelworm stubwormen: štø̜bwø̜̄rm (Ulestraten) Uit de meelworm ontstaat de meelkever. De meelworm verontreinigt de bloem of het meel door zijn uitwerpselen. Alle respondenten hebben een meervoudsvorm voor het begrip meelworm opgegeven. [N 29, 101] II-1
meelworm, larve van de meeltor meelworm: Veldeke  maelworm (Ulestraten) meeltor-larve, wormpje dat in (oude) meelvoorraden voorkomt [meelworm] [N 26 (1964)] III-4-2
meer dan een spade diep spitten diep omzetten: dēp˱ omzętǝ (Ulestraten), ombanken: ombaŋkǝ (Ulestraten), omzetten: omzętǝ (Ulestraten) Om de ondergrond los te maken of naar boven te halen, moet men dieper spitten dan normaal. Men kan dan bij het graven van een voor op elke "bovenste" steek een diepere steek laten volgen, ofwel een gewone voor spitten om deze vervolgens dieper uit te steken. [N 11, 66; N 11A, 148c + d; N 27, 10a add.] I-1
meer melk gaan geven bijkomen: bikǫmǝ (Ulestraten) [N 3A, 68] I-11
meerdelige eg dobbele [eg]: dǫbǝl [eg] (Ulestraten) Bedoeld wordt een combinatie van twee of meer eggen van dezelfde soort en grootte, die - naast elkaar liggend en meestal onderling verbonden, met haken of korte kettingen aan een gemeenschappelijke trekbalk bevestigd zijn; zie afb. 62. Zulk een combinatie werd gewoonlijk door twee paarden getrokken. In de betrokken termen hieronder vertegenwoordigt het lid drie ook varianten van het type ''drij''. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men het lemma ''eg''. [N 11, 67 + 76; N 11A, 162a + b; N J, 10 add.; div.; monogr.] I-2
meid, dienstmeid maagd: māt (Ulestraten) Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.] I-6