17724 |
nieuwsgierig kijken |
nieuwsgierig kijken:
nusjérig kieke (Q097p Ulestraten),
spitsvingeren:
sjpitsvengere (Q097p Ulestraten)
|
kijken: nieuwsgierig kijken [blieke, spitsmoele] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18020 |
niezen |
niesten:
neeste (Q097p Ulestraten, ...
Q097p Ulestraten,
Q097p Ulestraten),
niezen:
neze (Q097p Ulestraten)
|
niezen [niese, nieste] [N 10a (1961)] || niezen, proesten [SGV (1914)]
III-1-2
|
21643 |
nikkelgeld |
nikkeltjes:
Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssysteem Veldeke, maar met een vraagteken erachter; de lijst is gewoon in het "Nederlands"ingevuld en heb het daarom maar letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).
nikkelkes (Q097p Ulestraten)
|
nikkelen of witmetalen geldstukken [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20752 |
niknak |
opzetkoekje:
opzetkeukskes (Q097p Ulestraten)
|
Koekjes in de vorm van speelgoedfiguurtjes, voor kinderen (niknak?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21401 |
niks waard |
niks waard:
weert? (Q097p Ulestraten)
|
waard (dat is niets ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
20504 |
nippen |
nippen:
nippə (Q097p Ulestraten)
|
Hoe noemt U: Met kleine beetjes drinken (pisen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25560 |
nog niet uitgerezen deeg |
groen(e) deeg:
grōn dējx (Q097p Ulestraten)
|
[N 29, 26a; monogr.]
II-1
|
30213 |
nok |
vorst:
vērš (Q097p Ulestraten)
|
De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.]
II-9
|
30131 |
noors verband, kettingverband |
kettingverband:
kęteŋvǝrbant (Q097p Ulestraten)
|
Metselverband dat doorgaans wordt toegepast bij halfsteensmuren, maar dat ook bruikbaar is bij steensmuren. Zie ook afb. 36. Het verband is als volgt opgebouwd: eerste laag: kop, kop, strek, strek, kop, strek; tweede laag: drieklezoor, strek, kop, strek, strek; derde laag: kop, kop, strek, strek, kop, strek, enz. (Westra, pag. 15/16). De volgorde van de verschillende lagen kan variëren. [N 31, 24f; monogr.; N 31, 24e]
II-9
|
20809 |
noot |
noot:
nôôt (Q097p Ulestraten)
|
noot [DC 47 (1972)]
III-2-3
|