33037 |
pad aanmaaien |
ingehouwen (stuk, baan):
ingǝhǫu̯dǝ (Q097p Ulestraten)
|
Zie het voorgaande lemma; hier de werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden. [monogr.; add. uit N 15, 25b]
I-4
|
21261 |
pad, paadje |
voetpad, voetpaadje:
vootpaad; vootpêdsjes (Q097p Ulestraten)
|
pad, paden (mv.) [SGV (1914)]
III-3-1
|
24534 |
paddestoel (alg.) |
jodenoor:
judde oir (Q097p Ulestraten)
|
paddestoel [SGV (1914)]
III-4-3
|
17550 |
pafferig dik, opgeblazen van lijf |
maf:
maf (Q097p Ulestraten),
opgeblazen (dik):
opgebloze (Q097p Ulestraten),
papperig (dik):
papperig dik (Q097p Ulestraten),
pofferig opgeblazen:
pofferig opgebloze (Q097p Ulestraten),
vet:
vet (Q097p Ulestraten)
|
dik, pafferig [maf] [N 10 (1961)] || opgeblazen van lijf [poesterig] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18170 |
pak, kostuum |
montering:
montoering (Q097p Ulestraten),
montuur (<fr.):
montoer (Q097p Ulestraten),
montuur (Q097p Ulestraten),
pak:
pak (Q097p Ulestraten, ...
Q097p Ulestraten,
Q097p Ulestraten)
|
Je moet een nieuw pak kopen. [DC 41 (1966)] || kostuum of pak voor mannen en jongens [pak, montoer, monteering, antsoch, kloeft] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24293 |
paling, aal |
aal:
iĕl (Q097p Ulestraten)
|
aal [SGV (1914)]
III-4-2
|
30223 |
panlatten |
panlatten:
panlatǝ (Q097p Ulestraten)
|
De horizontale latten waarop de dakpannen worden gelegd. De panlatten worden met hun breedste zijde op het dakbeschot of op de kepers gespijkerd. De onderste panlat dient groter in doorsnede te zijn. Er wordt daar dan ook meestal een dubbele panlat aangebracht of een panlat op zijn kant. Dit laatste werd in Q 121c 'een daklat hoogkant' ('eŋ dāxlats hūxkaŋk'), in L 385 en Q 15 een 'panlat op zijn hoge kant' (L 385: 'panlat ǫp ˲zǝnǝ hōgǝ kanjt'; Q 15: 'panlat ǫp ˲zǝn huǝgǝ k'njt') en in K 353 'een panlat op zijn kant' ('ǝn pánlát up ˲zønǝ kãnt') genoemd. Zie ook afb. 49p en 83a. [N F, 32a; N 54, 179; N 54, 180a; N 54, 180b; N 4A, 14b; monogr.]
II-9
|
30475 |
pannen voegen |
pannen leppen:
panǝ lępǝ (Q097p Ulestraten
[(met apart voegijzer)]
)
|
De naden tussen de pannen door middel van de pannenstrijker met mortel aansmeren. Zie ook het lemma 'Pannenstrijker'. [N 32, 48a]
II-9
|
20700 |
pannenkoek |
pannenkoek:
pannekook (Q097p Ulestraten)
|
Pannekoek, heel in het algemeen (struif, flenske, koekebak?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20699 |
pannenkoekenbeslag |
beslag:
besjlaag (Q097p Ulestraten)
|
Beslag voor het bakken van pannekoeken (timper?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|