32666 |
ploegwieltje |
rullen:
rø̜lǝ (Q097p Ulestraten)
|
Het wieltje dat (in plaats van een slof) deel uit maakt van de voorsteun van een voetploeg. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 32c + 33d; N 11A, 93c; A 26, 4b add.; L 4, 4b add.; monogr.]
I-1
|
32730 |
ploegzool |
bank:
baŋk (Q097p Ulestraten),
oerbank:
ūrbaŋk (Q097p Ulestraten),
vette onderlaag:
vętǝ ondǝrlǭx (Q097p Ulestraten)
|
De termen die in dit lemma bijeen zijn gezet, hebben alle betrekking op de grond of de grondlaag onder de bouwvoor. De onder A. vermelde benamingen zijn vooral van toepassing op de korst of harde laag, die bij regelmatig ploegen onder in of juist onder de voor gevormd wordt door de druk en de strijkende werking van het ploeghoofd; van tijd tot tijd moet deze laag met de ondergronder gebroken worden. Onder B. vindt men benamingen voor een harde laag onder de bouwvoor, die het water slecht doorlaat. Deze termen betreffen soms een uitgestrekte laag, in andere gevallen een bank of een laag van beperkte omvang. Vaak ook wijzen ze meer op een grondsoort dan op een laag onder de bouwvoor. De veelheid van termen (zoals die voor bijzondere kleisoorten, klevende en kneedbare aarde, modderige grond e.d.) hangt nauw samen met plaatselijke en regionale verschillen in bodemgesteldheid. Tenslotte wordt onder C. een opsomming gegeven van benamingen voor een bijzondere laag in de ondergrond, een roestbruine ijzerhoudende laag (van een bepaalde grondsoort) die hard of zacht kan zijn. [N 11A, 129g; N 27, 12a + b; N 27, 13a add.; monogr.; div.]
I-1
|
17831 |
plukken |
plukken:
plökke (Q097p Ulestraten)
|
plukken [SGV (1914)]
III-1-2
|
33484 |
plukken, van fruit |
plukken:
plökke (Q097p Ulestraten)
|
plukken [SGV (1914)]
I-7
|
33707 |
poel |
poel:
pōl (Q097p Ulestraten)
|
Klein ondiep, stilstaand water, veelal als troebel of smerig gedacht. Een poel heeft dan ook meestal een meer ongunstige betekenis dan een vijver. [N 27, 24; S 28; A 20, 1; A 2, 48; monogr.]
I-8
|
24949 |
poel, plas |
poel:
peul (Q097p Ulestraten)
|
poelen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-4
|
18544 |
pofbroek |
pofbroekje:
pofbreukske (Q097p Ulestraten)
|
plusfour, een soort pofbroek [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21078 |
poffen |
poffen:
Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssysteem Veldeke, maar met een vraagteken erachter; de lijst is gewoon in het "Nederlands"ingevuld en heb het daarom maar letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).
poffe (Q097p Ulestraten)
|
afbetaling, Op ~, op de pof kopen [poffen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20762 |
poffertje |
poffer:
pōffer (Q097p Ulestraten)
|
Poffertje [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19418 |
poken |
ragelen:
rōͅgələ (Q097p Ulestraten)
|
poken [SGV (1914)]
III-2-1
|