id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
25014 | punt, stip | punt: punt (Ulestraten) | punt [SGV (1914)] III-4-4 |
29959 | punthamertje | tegelhamertje: tēgǝlhęmǝrkǝ (Ulestraten [(zeer licht: 1 √† 2 ons)] ) | Hamertje waarmee men gaatjes in een tegel kan slaan. De kop van het hamertje heeft daartoe doorgaans een kegelvormig, spits toelopend uiteinde. In Q 98 werd voor het maken van gaatjes in een tegel een 'boortje' ('bø̄rkǝ') gebruikt. [N 32, 42c] II-9 |
30086 | put | buik: būk (Ulestraten) | Terugwijkend gedeelte van het metselwerk van een muur. [N 31, 47a] II-9 |
33635 | putemmer | putemmer: pøͅtømər (Ulestraten) | [N 12 (1961)] I-7 |
33633 | puthaak | putgard: pøͅtgēͅrt (Ulestraten), puthaak: pøͅthōͅk (Ulestraten), schephaak: šøͅphōͅk (Ulestraten) | [N 12 (1961)] I-7 |
33623 | putzwengel | putbalk: putbalk (Ulestraten), putboom: pøtbou̯m (Ulestraten), zwengel: zjwungel (Ulestraten), zwik: žwek (Ulestraten) | [N 12 (1961)] I-7 |
18610 | pyjama | pyjama {pijama}: pyjama (Ulestraten) | pyjama, tweedelig nachtkostuum [N 25 (1964)] III-1-3 |
27904 | raam | venster: venstǝr (Ulestraten) | Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.] II-9 |
31761 | raam van de spanzaag | raam: rām (Ulestraten) | Het houten raam waarin het blad van de spanzaag bevestigd is. Zie ook afb. 18. [N 53, 6b; N I, 1 add.; monogr.] II-12 |
30313 | raamvleugel | ruit: rūt (Ulestraten), venster: venstǝr (Ulestraten) | Het draaiend deel van een raam. In L 270 bestond in oudere huizen een raam uit twee gedeelten. Het bovenstuk van zo'n raam kon naar binnen worden opengeklapt. Men noemde dit het 'bovenlicht' ('bǭvǝlēx'). Zie ook het lemma 'Bovenlicht'. [N 55, 40b; A 46, 10b; monogr.] II-9 |