e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ulestraten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rouwsluier aan een hoed rouwband: rouwband (Ulestraten) rouwsluier(s) aan een hoed [N 25 (1964)] III-2-2
rozenbottel rozenbottel: roizebottel (Ulestraten) rozenbottel [SGV (1914)] III-4-3
rozijnenbrood krentenmik: krentemik (Ulestraten) brood, waarin rozijnen gebakken worden [N 29 (1967)] III-2-3
rug rug: pin in de rok (Ulestraten), rök (Ulestraten) ik heb pijn in de lendenen (in de rug) [ZND 30 (1939)] || rug [SGV (1914)] III-1-1
rug van het blad van de zeis rug: rø̜k (Ulestraten) De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b] I-3
rug, aangeaard stuk rug: rø̜q (Ulestraten) De verhoogde rug of wal die ontstaat bij het aanaarden van de aardappelen. Bij holvoor(de) heeft betekenisoverdracht plaatsgevonden; het is eigenlijk de open voor naast de rug. [N 12, 27; monogr.] I-5
ruggengraat ruggengraat: rökkegraat (Ulestraten), rugstrang: röksjtrank (Ulestraten, ... ) rug: ruggegraat [ruggestrang, ruggegraat] [N 10 (1961)] III-1-1
ruggenwervel wervel: wervel (Ulestraten, ... ) [N 10 (1961)] III-1-1
ruige mest ruwe mest: ruu̯ǝ [mest] (Ulestraten) Ruige mest is mest die pas uit de stal is gekomen en daarom nog onverteerd stro bevat. Deze mest vormt aanvankelijk de boven- of buitenlaag van de mesthoop, die o.i.v. zon en wind gemakkelijk verdroogt. Hij heeft daarom ook (nog) niet de kwaliteit van de in het vorige lemma bedoelde mest, die langer en dieper in de mesthoop heeft gezeten. De plaatselijke varianten van [mest [N M, 10b; N 11, 27 add.; N 11A, 4b; JG 1a + 1b add.; div.] I-1
ruiken ruiken: Tans, J.G.H., Isoglossen rond Maastricht in de dialecten van Belgisch en Nederlandsch Zuid-Limburg. Maastricht, uitg. Van Aelst, 1938. 246 pp.  y, y: (Ulestraten) ruiken III-1-1