34510 |
snot |
snot:
šnot (Q097p Ulestraten)
|
Coryza avium contagiosa of snot is een verkoudheid, gepaard gaande met neusvloeiing. De kippen hebben zwarte natte neuzen, ze niezen en de ademhaling kan bemoeilijkt zijn. De ogen zijn vochtig; de leg is teruggelopen en de eetlust is verminderd. Snot als alleenstaande ziekte is niet zo ernstig, meestal gaat snot gepaard met andere ademhalingsziekten. [N 19, 64; monogr.]
I-12
|
18026 |
snotneus |
kute-naas:
koetnaas (Q097p Ulestraten),
lopende neus:
loupende naas (Q097p Ulestraten),
snotskuiken:
(= koijong).
sjnotskuke (Q097p Ulestraten),
snotslemmel:
(= koijong).
sjnotslemmel (Q097p Ulestraten),
snotsnaas:
sjnotsnaas (Q097p Ulestraten),
sjnótsnaas (Q097p Ulestraten),
snotsneus:
sjnotsnaas (Q097p Ulestraten),
snotssnuits:
sjnotssjnoets (Q097p Ulestraten),
snottersnuits:
sjnotersjnoets (Q097p Ulestraten)
|
neus: snottebel [snotkeekel, snotkikkel, snotkiekje, snotneus, snottebrel] [N 10 (1961)] || snotneus [snooterbel, sjoetsnaas] [N 06 (1960)]
III-1-2, III-1-4
|
18025 |
snottebel |
snotsbel:
sjnotsbel (Q097p Ulestraten, ...
Q097p Ulestraten),
snotskekel:
WNT: kekel, 1) IJskegel, ijspegel.
sjnotskekel (Q097p Ulestraten),
snotterbel:
sjnoterbel (Q097p Ulestraten)
|
neus: snottebel [snotkeekel, snotkikkel, snotkiekje, snotneus, snottebrel] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20567 |
snuifje |
snuifje:
sjnŭŭfkə (Q097p Ulestraten)
|
snuifje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid tabak die men in een keer opsnuift (snuifje, snuit, kees, prise) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17590 |
snuit |
snoet:
sjnoet (Q097p Ulestraten),
snoets:
sjnoets (Q097p Ulestraten),
snuit:
sjnoet (Q097p Ulestraten, ...
Q097p Ulestraten,
Q097p Ulestraten),
snuits:
sjnoets (Q097p Ulestraten, ...
Q097p Ulestraten,
Q097p Ulestraten),
šnuts (Q097p Ulestraten)
|
[N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)] || neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)] || Snuit [SGV (1914)]
I-12, III-1-1, III-4-2
|
17841 |
snurken |
ronken:
ronke (Q097p Ulestraten, ...
Q097p Ulestraten),
snurken:
sjnorke (Q097p Ulestraten),
sjnörke (Q097p Ulestraten),
snorke (Q097p Ulestraten)
|
snurken [snorke, ronke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20664 |
soep |
sop:
sop (Q097p Ulestraten),
sòp (Q097p Ulestraten)
|
soep [SGV (1914)] || Soep, heel in het algemeen [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19513 |
soepketel, waterketel |
marmiet:
kleiner dan moir met hengsel en deksel zonder tuit
marmít (Q097p Ulestraten)
|
berremiet/ marmiet, in de betekenis van koperen waterketel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19518 |
soepketeltje |
marmiet:
marmít (Q097p Ulestraten)
|
keteltje van blik waarin men melk, soep e.d. naar de arbeiders in het veld brengt (perdons) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19521 |
soepterrine |
soepterrine:
sopterrien (Q097p Ulestraten)
|
soepterrine [N 20 (zj)]
III-2-1
|