e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ulestraten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snot snot: šnot (Ulestraten) Coryza avium contagiosa of snot is een verkoudheid, gepaard gaande met neusvloeiing. De kippen hebben zwarte natte neuzen, ze niezen en de ademhaling kan bemoeilijkt zijn. De ogen zijn vochtig; de leg is teruggelopen en de eetlust is verminderd. Snot als alleenstaande ziekte is niet zo ernstig, meestal gaat snot gepaard met andere ademhalingsziekten. [N 19, 64; monogr.] I-12
snotneus kute-naas: koetnaas (Ulestraten), lopende neus: loupende naas (Ulestraten), snotskuiken: (= koijong).  sjnotskuke (Ulestraten), snotslemmel: (= koijong).  sjnotslemmel (Ulestraten), snotsnaas: sjnotsnaas (Ulestraten), sjnótsnaas (Ulestraten), snotsneus: sjnotsnaas (Ulestraten), snotssnuits: sjnotssjnoets (Ulestraten), snottersnuits: sjnotersjnoets (Ulestraten) neus: snottebel [snotkeekel, snotkikkel, snotkiekje, snotneus, snottebrel] [N 10 (1961)] || snotneus [snooterbel, sjoetsnaas] [N 06 (1960)] III-1-2, III-1-4
snottebel snotsbel: sjnotsbel (Ulestraten, ... ), snotskekel: WNT: kekel, 1) IJskegel, ijspegel.  sjnotskekel (Ulestraten), snotterbel: sjnoterbel (Ulestraten) neus: snottebel [snotkeekel, snotkikkel, snotkiekje, snotneus, snottebrel] [N 10 (1961)] III-1-2
snuifje snuifje: sjnŭŭfkə (Ulestraten) snuifje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid tabak die men in een keer opsnuift (snuifje, snuit, kees, prise) [N 80 (1980)] III-2-3
snuit snoet: sjnoet (Ulestraten), snoets: sjnoets (Ulestraten), snuit: sjnoet (Ulestraten, ... ), snuits: sjnoets (Ulestraten, ... ), šnuts (Ulestraten) [N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)] || neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)] || Snuit [SGV (1914)] I-12, III-1-1, III-4-2
snurken ronken: ronke (Ulestraten, ... ), snurken: sjnorke (Ulestraten), sjnörke (Ulestraten), snorke (Ulestraten) snurken [snorke, ronke] [N 10 (1961)] III-1-2
soep sop: sop (Ulestraten), sòp (Ulestraten) soep [SGV (1914)] || Soep, heel in het algemeen [N 16 (1962)] III-2-3
soepketel, waterketel marmiet: kleiner dan moir met hengsel en deksel zonder tuit  marmít (Ulestraten) berremiet/ marmiet, in de betekenis van koperen waterketel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
soepketeltje marmiet: marmít (Ulestraten) keteltje van blik waarin men melk, soep e.d. naar de arbeiders in het veld brengt (perdons) [N 20 (zj)] III-2-1
soepterrine soepterrine: sopterrien (Ulestraten) soepterrine [N 20 (zj)] III-2-1