e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ulestraten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitslag vertonend branderig: branǝrex (Ulestraten) Gezegd van een varken dat lijdt aan de vlekziekte. [N 19, 27b] I-12
uitvoerder uitvoerder: ūt˲vø̄rdǝr (Ulestraten) Persoon die in dienst van een aannemer of ambachtsman de leiding heeft over de uitvoering van een werk. [N 30, 3d; N 30, 3e; monogr.] II-9
uitwerpselen van koeien koeflat: kōflat (Ulestraten) [N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I] I-11
uitzetplanken bouwplanken: buplaŋkǝ (Ulestraten) De planken die men gebruikt bij het uitzetten van een te bouwen huis. De uitzetplanken worden horizontaal tegen de piketten gespijkerd. In Q 111 werkte men bij het uitzetten niet met planken, maar met een koord. [N 30, 24c] II-9
uitzeven van de zemelen builen: bȳlǝ (Ulestraten) Het verwijderen van de fijngemaakte hulzen uit het meel. Een eventueel object "meel" is niet gedocumenteerd [N 29, 13b; monogr.; N 29, 15c add.] II-1
urine zeik: zeik (Ulestraten), zęi̯k (Ulestraten) urine van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting van vee. [N 38, 18d; JG 1a, 1b; monogr.] I-11, III-1-1
urineren pissen: pisse (Ulestraten), zeiken: zęi̯kǝ (Ulestraten) urineren van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting hebben, gezegd van vee. [N 38, 18b; JG 1a, 1b; monogr.] I-11, III-1-1
vaalbonte koe vaalbonte: vālbǫntǝ (Ulestraten) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131b] I-11
vaars rindje: rentšǝ (Ulestraten), vaars: vɛrš (Ulestraten) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vader pap: pap (Ulestraten), vader: vader (Ulestraten, ... ) (vader;) Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken? [DC 05 (1937)] || vader [SGV (1914)] || vader; (Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken?) [DC 05 (1937)] III-2-2