31573 |
wielband |
karreep:
karręjp (Q097p Ulestraten),
reep:
re̜jp (Q097p Ulestraten),
re̜ǝp (Q097p Ulestraten)
|
De ijzeren hoepel die door de smid om de houten velg van een kar of wagen wordt gelegd. Zie ook afb. 209a. [N G, 46a; N 17, 67; A 42, 17; JG 1a; JG 1b; L 20, 20c; A 4, 20c; N 33, 8 add.; monogr.; Vld.; div.]
II-11
|
24276 |
wielewaal |
gouden merel:
gouwe merel (Q097p Ulestraten)
|
Hoe heet de wielewaal? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
27425 |
wig |
span:
špan (Q097p Ulestraten
[(na regen: werd praktisch nooit gebruikt)]
)
|
Houten wig die soms achter de touwen wordt gedreven om de verbinding te verstevigen. Zie ook afb. 19. [N 32, 5d; monogr.]
II-9
|
18152 |
wijdbeens lopen |
lopen of men de kipaars heeft:
loupe of m`r de kipbaarsj haet (Q097p Ulestraten),
met de benen uitereen lopen:
met de bein outerein loupe (Q097p Ulestraten)
|
lopen: met de benen ver uiteen lopen [kooje, met een wijde kooi loope] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20852 |
wijn |
wijn:
wien (Q097p Ulestraten)
|
wijn [SGV (1914)]
III-2-3
|
20825 |
wijnazijn |
wijnazijn:
wienazien (Q097p Ulestraten)
|
wijnazijn [SGV (1914)]
III-2-3
|
33524 |
wijnstok, wingerd |
wijndruivenstruik:
wiendroevesjtroek (Q097p Ulestraten),
wiendròevesjtroek (Q097p Ulestraten)
|
[SGV (1914)]wingerd [SGV (1914)]
I-7
|
17667 |
wijsvinger |
wijsvinger:
wiesvinger (Q097p Ulestraten, ...
Q097p Ulestraten)
|
wijsvinger [N 10 (1961)]
III-1-1
|
23351 |
wijwatervat |
wijwatersbak:
wiewatersbak (Q097p Ulestraten)
|
De met wijwater gevulde bak bij de ingang(en) van de kerk [wijwater(s)bak, -vat, -steen?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23453 |
wijzerplaat van het torenuurwerk |
wijzerplaat:
wiezerplaat (Q097p Ulestraten)
|
De wijzerplaat van de torenklok. [N 96A (1989)]
III-3-3
|