| 20742 |
gebakje |
taartje:
tuurtsje (Q097p Ulestraten)
|
Gebakje (buntje, taartje, gatoke?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 20683 |
gebakken aardappelen |
opgebakken aardappelen:
opgebakke eerappele (Q097p Ulestraten)
|
In schijfjes gebakken aardappelen (erpel in de pan, kosjes, petatteschijfkes?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 25619 |
gebarsten en zwartgeblakerde korst |
kruinvel:
krȳnvɛl (Q097p Ulestraten)
|
Door een te hoge oventemperatuur ontstaat er een verkoolde korst. Een aantal benamingen duidt op het hele brood. [N 29, 66b; N 29, 66a]
II-1
|
| 30204 |
gebint |
gebont(e):
gǝbǫnt (Q097p Ulestraten)
|
Het geheel van spantbenen, gordingen, kepers etc. waarop de dakbedekking rust. Zie ook afb. 49 en 71. [S 9; N 54, 149a; N 54, 149b; N 54, 151; monogr.; Vld.]
II-9
|
| 17623 |
gebit |
gebit:
gebeet (Q097p Ulestraten),
geschaar:
gesjieër (Q097p Ulestraten),
tanden:
teng (Q097p Ulestraten)
|
gebit [N 10a (1961)]
III-1-1
|
| 30037 |
gebluste kalk |
gebluste kalk:
gǝblø̜š˱dǝ kalǝk (Q097p Ulestraten),
gietkalk:
gētkalǝk (Q097p Ulestraten),
leskalk:
lɛškalǝk (Q097p Ulestraten)
|
Ongebluste kalk die met water is aangelengd. Zie ook het lemma 'Kalk blussen'. Gebluste kalk wordt gebruikt bij de bereiding van mortel. Woordtypen als 'stubkalk', 'poederkalk', 'poeder' en 'zakjeskalk' verwijzen naar schelpkalk die direct na het branden droog geblust wordt en in poedervorm op de bouwplaats wordt aangeleverd. [N 30, 30a; N 30, 30b; N 30, 30c; N 30, 32f; monogr.]
II-9
|
| 20183 |
geboorte |
aanzet:
ānzat (Q097p Ulestraten),
geboorte:
gǝbōrtǝ (Q097p Ulestraten)
|
De plaats waar de boog aan weerszijden tegen de rest van het metselwerk rust. De stenen in de muur moeten hier, om aansluiting te geven, behakt worden. In Q 121 spreekt men dan van 'geschoren stenen' ('jǝšōrǝ štęŋ'). Volgens de invuller uit Q 97 telt een poortboog altijd een oneven aantal stenen. [N 32, 19a; monogr.]
II-9
|
| 18335 |
gebreide kous |
strikhoos:
sjtrikhaos (Q097p Ulestraten)
|
breikous [sjtrikhaos, strikkous] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 18620 |
gebreide wollen muts |
poldermuts:
poldermöts (Q097p Ulestraten),
velours (fr.) muts:
floere möts (Q097p Ulestraten)
|
muts van wol (gebreid) voor kinderen [N 25 (1964)] || muts, wollen spits toelopende ~ met pluim of kwast [N 25 (1964)]
III-1-3
|
| 18144 |
gebrekkig |
gebrekkelijk:
gebriëkelek (Q097p Ulestraten)
|
gebrekkig [SGV (1914)]
III-1-2
|