18015 |
hees, schor |
hees:
heisj (Q097p Ulestraten, ...
Q097p Ulestraten),
heisj zin (Q097p Ulestraten)
|
hees [SGV (1914)] || schor, schor zijn [ruigsen, hees, gees zijn] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
24168 |
heggenmus |
heggenmus:
hègkemösj (Q097p Ulestraten)
|
Hoe heet de heggemusch? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
19539 |
heibezem |
heibezem:
heibessem (Q097p Ulestraten)
|
bezem gemaakt van heitakjes (heiwasser, heibezem) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
30063 |
heien |
heien:
hɛjǝ (Q097p Ulestraten)
|
Palen met behulp van een heitoestel in de grond slaan. [N 31, 5a; monogr.]
II-9
|
23395 |
heilig hartbeeld |
heilig hart van jezus:
heilig hart van jezus (Q097p Ulestraten)
|
Een beeld van Jezus die zijn hart toont (H.Hart). [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23391 |
heiligenbeeld |
beeld:
beelde (Q097p Ulestraten)
|
De beelden in de kerk, de kerkbeelden [beelde, bilde, fiegoere, sjtatoeë, hèlligebeelde, hilliejefijoere?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19044 |
heimwee |
heimwee:
(niet zo oude term).
heimwië (Q097p Ulestraten),
dit woord wordt pas kort gebezigd
heimwjè (Q097p Ulestraten)
|
heimwee (hebben als iemand ergens niet kan wennen en erg naar huis verlangt, zegt men: Hij heeft (veel/erg/zon) .... [DC 45 (1970)] || heimwee hebben [N 37 (1971)]
III-1-4
|
30064 |
heipalen |
heipalen:
hɛjpǭlǝ (Q097p Ulestraten
[(vroeger van eiken)]
)
|
De houten of betonnen palen die bij een paalfundering gebruikt worden. In L 321 waren de heipalen vervaardigd van de houtsoort 'pitchpine' ('petšpīnǝ') of 'grenen' ('grē̜nǝ'). [N 31, 4b; N 31, 4a; N 31, 5a]
II-9
|
33725 |
hek |
stanketsel:
štankɛtsǝl (Q097p Ulestraten)
|
Algemene benaming. [N 14, 62; S 13; L 1a-m; RND 8, 20; R I, 44; R I, 45; monogr.]
I-8
|
33726 |
hek aan de ingang van een wei |
barrier:
brēr (Q097p Ulestraten),
veken:
vēkǝ (Q097p Ulestraten),
vē̜kǝ (Q097p Ulestraten),
vouwere:
vau̯wǝrǝ (Q097p Ulestraten)
|
In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.]
I-8
|