25208 |
windstilte |
stil (weer):
sjtil (Q222p Vaals),
windstil (weer):
winksjtil (Q222p Vaals)
|
windstil, zonder wind, gezegd van het weer [blak, stil] [N 81 (1980)] || windstilte, toestand dat er geen wind is [blakte] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18434 |
winkelhaak |
winkelhaak:
weŋkǝlhǫak (Q222p Vaals)
|
Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak wordt haaks afgetekend en worden werkstukken op hun haaksheid gecontroleerd. Zie ook afb. 2. [N 30, 13a; monogr.]
II-9
|
22770 |
winnen |
gewinnen:
je(w)une (Q222p Vaals)
|
winnen [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|
18676 |
winterkleren |
winterkleren:
weenkterkleijer (Q222p Vaals)
|
Winterkleren. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
24279 |
winterkoninkje |
koninkje:
kənəksje (Q222p Vaals)
|
Hoe heet de winterkoning? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
33238 |
winterwortelen |
karoten:
karutǝ (Q222p Vaals),
moren:
mǫrǝ (Q222p Vaals),
(mv)
mø̄r (Q222p Vaals),
wintermoren:
wentǝrmǫrǝ (Q222p Vaals)
|
Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.]
I-5
|
22374 |
wippen |
wippen:
(w)ihpe (Q222p Vaals)
|
wippen [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|
19306 |
wispelturig |
eender wie het weer:
ender wie et wear (Q222p Vaals)
|
steeds veranderend van stemming en doelstelling [hobbeleurig, wispelturig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25174 |
wisselvallig weer |
onstabiel weer:
onschtabiel wear (Q222p Vaals, ...
Q222p Vaals),
regenlucht:
én raën loed (Q222p Vaals),
zouwweer:
zoaw wear (Q222p Vaals)
|
lucht die regenachtig weer betekent [treuzellucht] [N 81 (1980)] || lucht die wisselvallig weer betekent [kwaklucht, knoeilucht] [N 81 (1980)] || nu eens regenen, dan weer helder zijn, gezegd van het weer [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24521 |
witte abeel |
witte canada:
wiese canada (Q222p Vaals)
|
De witte abeel, 15-18 m hoog, bladeren 8-12 cm, zijn grijsgroen aan de bovenzijde en kalkwit aan de onderkant (abeel, witbeel, kjeseboom, peppel, vlaming, witte canada, witte boom). [N 82 (1981)]
III-4-3
|