e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q101p plaats=Valkenburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hik hik: den hiek (Valkenburg), hiek (Valkenburg), hik (Valkenburg) hik [hibbik, hikkepik, hippik] [N 10 (1961)] III-1-2
hinderen hinderen: hingere (Valkenburg) hinderen [SGV (1914)] III-3-1
hinkelen hinkelen: hinkelen (Valkenburg, ... ) hinkelspel [VC 10] III-3-2
hinken hinken: hinke (Valkenburg), hīnke (Valkenburg) hinken, op een been springen [SGV (1914)] || Hinken: op één been voortspringen (hinken, hinkelen, hompen). [N 84 (1981)] III-1-2
hobbelpaard schokkelpaard: schokkelpèèrd (Valkenburg) Hobbelpaard. III-3-2
hoed (alg.) hoed: ho:t (Valkenburg), hood (Valkenburg, ... ) hoed [RND], [SGV (1914)] || hoed in het algemeen [doets, bikkel] [N 25 (1964)] III-1-3
hoed: spotnamen cilinder: of 052a?  celinder (Valkenburg), kachelpijp: kachelpiep (Valkenburg), pispot: pispot (Valkenburg) hoed, hoge ~: spotbenamingen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)] || hoed: spotbenamingen [weerhaan, sjeuvel, sjtift, tups, teps, tips, tömps, döppe, tietsj, dinkerik] [N 25 (1964)] III-1-3
hoeden van koeien hoeden: hø̄jǝ (Valkenburg), hø̄ǝ (Valkenburg), weiden: wē̜i̯jǝ (Valkenburg), węi̯jǝ (Valkenburg) [N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.] I-11
hoedenspeld hoedspang: hoodschpang (Valkenburg) speld op een dameshoed [heujespang] [N 25 (1964)] III-1-3
hoef hoef: hōf (Valkenburg, ... ), voet: vōt (Valkenburg) [S 14; L 1a-m]Zie afbeelding 2.26. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 6; N 8, 32.8 en 32.17; S 14] I-11, I-9