e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q101p plaats=Valkenburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krols krols: krols (Valkenburg), loops: luipsch (Valkenburg, ... ), luipsj (Valkenburg), løͅi̯pš (Valkenburg) loops, bronstig || loops, geslachtsdriftig ve kat [N 19 (1963)], [N C (1962)] III-2-1
krom, met bochten krom: kromp (Valkenburg), kròmp (Valkenburg) krom [SGV (1914)] || krom (kromp, slom) [DC 35 (1963)] III-4-4
kromme boom schrankel: schrankel = krom  schrankel (Valkenburg) misgroeide boom of plant III-4-3
krommen krommen: krumme (Valkenburg) krommen [SGV (1914)] III-4-4
krommen, ombuigen buigen: buige (Valkenburg), krommen: krumme (Valkenburg), ombuigen: umbuige (Valkenburg) krommen [SGV (1914)] || Krommen: een kromme, gebogen vorm doen aannemen (krommen, buigen, draaien). [N 84 (1981)] || ombuigen [SGV (1914)] III-1-2
kroonkandelaar, luster kroon: kroon  kroin (Valkenburg) lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
kroonluchter kroonluchter: kroanluuchters (Valkenburg), luchter: luuchter (Valkenburg) Een veelarmige lamp in de kerk, luchter, kroonluchter. [N 96A (1989)] III-3-3
kroosschaaf gergel(s)kamp: gɛrgǝlskamp (Valkenburg) In het algemeen de schaaf waarmee de kroos in de binnenwand van het vat wordt aangebracht. Er bestaan verschillende uitvoeringen van de kroosschaaf, maar vaak is hij samengesteld uit een houten blok, dat voorzien is van een drietal beiteltjes die naar de binnenwand van het vat gericht zijn, en een cirkelvormig houten plankje. Wanneer de kuiper het houten plankje in een cirkelvormige beweging over de koppen van de duigen voortbeweegt en tegelijkertijd de schaaf tegen de binnenwand van het vat aandrukt, ontstaat enkele centimeters onder de rand een groef, de kroos. Zie ook afb. 221. Soms wordt in de kroosschaaf in plaats van de drie beiteltjes een stuk zaagblad aangebracht; de woordtypen krooszaag, gergelzaag en groefzaag uit respectievelijk Panningen (L 290), Kortessem (Q 74) en Hasselt (Q 2) duiden waarschijnlijk zoɛn aangepaste schaaf aan.' [N E, 34a; A 32, 5; monogr.] II-12
kruiden, specerijen kruiden: krŭŭje (Valkenburg, ... ) De kruiden die bij de bereiding bij groente of vlees gevoegd worden om de smaak van het gerecht te verbeteren, in het algemeen (kruid, toekruid, specerij). [N 82 (1981)] III-2-3
kruidenjenever els: èèls (Valkenburg), éls (Valkenburg) kruidenjenever; Hoe noemt U: Jenever met kruiden (pop) [N 80 (1980)] || sterke drank van alsemknoppen getrokken op jenever III-2-3