e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q101p plaats=Valkenburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lepel lepel: leepel (Valkenburg), lepel (Valkenburg) lepel [DC 35 (1963)] || lepel in het algemeen (lepel, lippel, leeper) [N 20 (zj)] III-2-1
lepelrek lepelenrekje: leepelerèkske (Valkenburg), lepelrekje: leepelrèkske (Valkenburg) rekje aan de wand waarin lepels worden bewaard [N 20 (zj)] III-2-1
leren leren: du hubs vandaag bäter geleerd en du bis braaf gewès, du mags vreuger heivers goan als de andere (Valkenburg), lière (Valkenburg) Gij hebt vandaag het meeste geleerd en ge zijt braaf geweest, gij moogt vroeger naar huis gaan als de andere. Gij: deze ganse zin staat in de tweede pers. enkelv. [ZND 04 (1924)] || studeeren [SGV (1914)] III-3-1
leren beenkap beenkap: beinkappe (Valkenburg), gamasche: kemassche (Valkenburg) lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)] III-1-3
leren, studeren studeren: sjtedeere (Valkenburg) studeeren [SGV (1914)] III-3-1
leugen leugen: leuge (Valkenburg) een bewust uitgesproken onwaarheid [foet, lieg, leugen] [N 85 (1981)] III-3-1
leunstoel grote stoel: groͅu̯ətə štōl (Valkenburg, ... ), leunstoel: lø͂ͅnštōl (Valkenburg), zetelaar: zèèdelèèr (Valkenburg), zorg: zøͅrx (Valkenburg) een leuningstoel [ZND 30 (1939)] || houten leuningstoel met hoge rug || leuningstoel [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] III-2-1
leurder kramer: kriëmer (Valkenburg), leurder: leurder (Valkenburg), marskramer: marskramer (Valkenburg) koopman die met zijn waren langs de deuren gaat? [N 21 (1963)] || leurder; Hoe werd de man genoemd die dat deed? [DC 48 (1973)] III-3-1
levend vlees onder de huid leven, het -: leeve (Valkenburg), t leeve (Valkenburg), t lēēve (Valkenburg) levend vlees onder de huid [t leeve] [N 10 (1961)] III-1-1
lever lever: de lèèver (Valkenburg), lēēver (Valkenburg) lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)] III-1-1