e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q101p plaats=Valkenburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roeper veilingmeester: de veilingmeister (Valkenburg) afslager: Hoe heet bij de openbare verkoping van goederen degene die de verkoping leidt [afslager, uitroeper, roeper?] [N 21 (1963)] III-3-1
roeping roeping: reuping (Valkenburg) Roeping. [N 96D (1989)] III-3-3
roepnaam van de hond zoek: soekske  soek (Valkenburg) kinderwoord ve hond III-2-1
roepwoord om de klokhen te lokken kloek, kloek, kloek: kluk, kluk, kluk (Valkenburg) [N 19, 44c; A 6, 2c] I-12
roepwoord voor de geit lemmen: lęmǝ (Valkenburg), met: mɛt (Valkenburg), met, met, met: mɛt, mɛt, mɛt (Valkenburg), mettetje: mɛtǝkǝ (Valkenburg) [N 19, 74e; VC 14, 2l r; L B2, 259e -263-; monogr.; N C, Q 111 add.] I-12
roepwoord voor de jonge geit lemmen: lęmǝ (Valkenburg), mettetje: mɛtǝkǝ (Valkenburg) [N 19, 74f; VC 14, 2m -r-] I-12
roeren roeren: reure (Valkenburg) roeren [DC 47 (1972)] III-2-3
roerkuip roerkuip: rø̄rkūp (Valkenburg) De kuip waarin het beslag geroerd wordt. Zie ook de semantische toelichting bij de lemmata ''beslagkuip'', beslaan'' en ''roeren''. [N 35, 28; monogr.] II-2
roerspaan roerder: rø̄rdǝr (Valkenburg), roerspaan: rø̄ršpān (Valkenburg) Het handgereedschap waarmee men het water en moutmeel vermengt. Speciaal voor het mengen wordt een "roerspaan" gebruikt, een soort van grote schop die de vorm heeft van een rooster. (Zie afb. 7). Uit de woordtypen blijkt echter dat men om te roeren ook gereedschap gebruikt als een "houten riek" (Q 20), "riek" (L 210, L 325, Q 78, Q 95), "schop" (Q 20) of "gaffel" (L 250, Q 20). Voor het {mout}-gedeelte van de varianten zie men het lemma ''mout''. [N 35, 32a; monogr.] II-2
roerwerk propeller: propɛlǝr (Valkenburg) Het toestel waarmee water en moutmeel worden gemengd. Dit toestel bevindt zich doorgaans in de beslagketel en bestaat uit een as, de ''roerstok'', die loodrecht gehouden wordt door de ''roerbalk'', waar hij recht doorheen loopt, en uit verticale assen, de ''roerijzers'' waaraan (roer)werkmessen of roervinnen zitten. Het hele roerwerk wordt door een roerwieltje om de wentelas in beweging gebracht (Claessen, pag. 2. 18). Het gedeelte dat voor het mengen van het beslag zorgt, noemt men in Q 95 "haspel", soms verbasterd tot "raspel" (Q 99). Zie ook het lemma ''roerwerkmessen''. [N 35, 32b; monogr.] II-2