e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q101p plaats=Valkenburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snorrepijp spillegrits: Verg. rits, ritsel: rad.  schpillegrits (Valkenburg) Kinderspeelgoed, een schijf of knoop met een spilletje waarop het draait. III-3-2
snot snot: snǫt (Valkenburg) Coryza avium contagiosa of snot is een verkoudheid, gepaard gaande met neusvloeiing. De kippen hebben zwarte natte neuzen, ze niezen en de ademhaling kan bemoeilijkt zijn. De ogen zijn vochtig; de leg is teruggelopen en de eetlust is verminderd. Snot als alleenstaande ziekte is niet zo ernstig, meestal gaat snot gepaard met andere ademhalingsziekten. [N 19, 64; monogr.] I-12
snotneus kute-jong: cf. RhWb ((IV), kol. 1789-1790, s.v. "Kute, Küte"1.c. Schleimauswurf aus Mund- und Nase  koetjong (Valkenburg), kute-lummel: cf. RhWb ((IV), kol. 1789-1790, s.v. "Kute, Küte"1.c. Schleimauswurf aus Mund- und Nase  koetlemmel (Valkenburg), kute-naas: kōētnaas (Valkenburg), kute-nelis: cf. RhWb ((IV), kol. 1789-1790, s.v. "Kute, Küte"1.c. Schleimauswurf aus Mund- und Nase  koetnelles (Valkenburg), snotsnaas: sjnoe:tsnaas (Valkenburg), sjnotsnaas (Valkenburg), snotsneus: schnoetsnaas (Valkenburg), sjnoetsnaas (Valkenburg), snotsnaas (Valkenburg), snotsvink: sjnotsvink (Valkenburg), snottebel: snooteibel (Valkenburg), snotterneus: schooternaas (Valkenburg), snuitsnaas: sjnoetsnaas (Valkenburg, ... ) een kind dat zich met zaken bemoeit en daarover een mening geeft, waarvoor het nog te jong is [snotneus, snotter, aap, koetneus, plathoek] [N 85 (1981)] || neus: snottebel [snotkeekel, snotkikkel, snotkiekje, snotneus, snottebrel] [N 10 (1961)] || snotjongen || snotneus [snooterbel, sjoetsnaas] [N 06 (1960)] III-1-2, III-1-4
snottebel een elf aan de neus hebben hangen: ??  n elf aan de naas hange dat verhöp is (Valkenburg), snotsbel: schnoetsbel (Valkenburg), snottebel: snottebel (Valkenburg) neus: snottebel [snotkeekel, snotkikkel, snotkiekje, snotneus, snottebrel] [N 10 (1961)] III-1-2
snotteren snotteren: sjnotere (Valkenburg) Snotteren: herhaaldelijk en hoorbaar de neus ophalen om deze vrij te maken van neusvocht (snotteren, snitteren, snutten). [N 84 (1981)] III-1-2
snuifje snuifje: snuufkə (Valkenburg) snuifje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid tabak die men in een keer opsnuift (snuifje, snuit, kees, prise) [N 80 (1980)] III-2-3
snuit snoets: sjnoets (Valkenburg), sjnōēts (Valkenburg), snuits: schnoets (Valkenburg, ... ), sjnoets (Valkenburg), snoetsch (Valkenburg), šnuts (Valkenburg) [N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)] || Hoe noemt u het vooruitstekende deel van het aangezicht van dieren (snuit, snoefel) [N 83 (1981)] || neus [DC 01 (1931)] || Snuit [SGV (1914)] I-12, III-1-1, III-4-2
snurken ronken: ronke (Valkenburg), snurken: schnörke (Valkenburg, ... ), sjnurke (Valkenburg) snurken [snorke, ronke] [N 10 (1961)] III-1-2
soda potas: potasch (Valkenburg), soda: soda (Valkenburg) de witte stof, die door kruideniers en drogisten wordt verkocht in poedervorm en die gebruikt wordt om de was uit te koken, om hard water zacht te maken en in een bad waarvan men b.v. een zwerende vinger onderdompelt? (soda) [DC 15 (1947)] III-2-1
soep sop: sop (Valkenburg, ... ), Eigen phonetische  sop (Valkenburg) soep [SGV (1914)] || Soep, heel in het algemeen [N 16 (1962)] III-2-3