e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q101p plaats=Valkenburg

Overzicht

Gevonden: 5178
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bontkraag bontkraag: bontkraag (Valkenburg) kraag van bont [N 23 (1964)] III-1-3
bontmantel bontjas: bontjas (Valkenburg) bontmantel [N 23 (1964)] III-1-3
boog boog: bǭx (Valkenburg), flitsboog: Fr. flêche.  flitsbaog (Valkenburg), pijlenboog: pi.ləboͅ.ch (Valkenburg), pielebaog (Valkenburg) boog [RND] || Gebogen holronde overdekking van een muuropening. Bogen worden vooral toegepast bij overspanningen die groter zijn dan 1 meter of bij zware belasting. Zie ook afb. 52. Met het woordtype 'segmentboog' wordt een boog in de vorm van een cirkelsegment aangeduid. De woordtypen 'strekboog', 'strek' en 'scheitrechte boog' worden gebruikt voor een boog met een horizontale welflijn. In L 290 en L 291 werd een halfronde boog zonder ramen vaak als ontluchting in de gevels van schuren of stallen aangebracht. Men noemde dit: 'een halve maan' ('ǝn halǝf mǭn'). In Q 121 werd in het midden van de boog dikwijls een ornament of kijlvormige gevelsteen geplaatst. Zie ook het lemma 'Sluitsteen'. [N 32, 16a; N 32, 17a; N 4A, 40a; monogr.] || Pijlboog. II-9, III-3-2
boogschuttersgilde schutterij: Van schutten, beschutten, niet verwant met schieten.  schutterie (Valkenburg) [Schutterij]. III-3-2
boom (alg.) boom: baum (Valkenburg, ... ), boum (Valkenburg, ... ), boͅu̯m (Valkenburg), buim (mv.): buim (Valkenburg) boom [DC 35 (1963)], [RND], [SGV (1914)] || boomen (mv.) [SGV (1914)] III-4-3
boomgaard bongerd: boŋərt (Valkenburg), fruitwei: frøͅi̯t[wei} (Valkenburg), wei: wei}* (Valkenburg) I-7
boomkruin douw: dou (Valkenburg), kroon: krōān (Valkenburg, ... ), kruin: kruun (Valkenburg, ... ) boomkroon || De bladdragende takmassa (kroon, kapruin, kruin). [N 82 (1981)] III-4-3
boomkruiper boomlopertje: boumluiperke (Valkenburg) boomkruiper III-4-1
boomleeuwerik boomleeuwerik: baumlêêwerik (Valkenburg, ... ) boomleeuwerik || leeuwerik: boomleeuwerik (15 alleen in droog terrein (bijv. hei niet veel op trek; zang is heel helder, klokjesachtig [lululululu] [N 09 (1961)] III-4-1
boommerg kaas: Meyer: keest = merg, pit  kièès (Valkenburg) boommerg, vlierpit III-4-3