e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q101p plaats=Valkenburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wagen wagel: wāgǝl (Valkenburg) Algemene benaming voor een voertuig op vier wielen met een dissel, waarmee men over het algemeen grote lasten vervoerde. Soms werd de wagen ook voor personenvervoer gebruikt. Meestal werden er twee of vier paarden voor gespannen. In de jaren na de tweede wereldoorlog werden de houten wielen geleidelijk aan vervangen door exemplaren met luchtbanden. Wagens komen over het algemeen minder vaak voor dan karren. In Haspengouw neemt de frequentie van de wagen als landbouwvoertuig af van zuid naar noord. Dit heeft te maken met het feit dat in de streek waar de landbouwgrond zwaarder is, de wagen meer in gebruik is. In de Kempen en de Maasvallei komt de wagen niet voor als landbouwvoertuig, maar kent men ze wel als bijvoorbeeld voertuig van de brouwer. In de streken waar de wagens pas in het midden van deze eeuw opgang maakten, kende men ze slechts met luchtbanden. [N 17, 4; N G, 51; JG 1a; JG 1b; JG 1d; Wi 4; L 27, 65; monogr.] I-13
waggelen buigelam zijn: buigelaam zin (Valkenburg), gratselen: graatsjele (Valkenburg), slecht op de benen zijn: schlech op de bein zeen (Valkenburg), trampelen: trampele (Valkenburg) lopen: onvast, wankelend lopen [stroemele, striemele, strampele] [N 10 (1961)] III-1-2
wakker wakker: wakker (Valkenburg) Wakker: niet slapend (wakker, snuig). [N 84 (1981)] III-1-2
waldhoorn toethoorn: toethaore (Valkenburg) Cylindervormig blaasinstrument. III-3-2
walmen zwademen: šwāmə (Valkenburg) roken, walmen, gez. van een lamp [ZND 02 (1923)] III-2-1
walnoot boomnoot: mv. neut  boamnoot (Valkenburg), dikke noot: dikke noot (Valkenburg), noot: noot (Valkenburg) Hoe noemt men de vrucht van de walnoot of okkernoot (Juglans regia L.)? [DC 17 (1949)] III-2-3
wambuis wambuis: wambuus (Valkenburg) wambuis, kort tot het middel reikend overkledingstuk [wammes, buis, buist, sent] [N 23 (1964)] III-1-3
wan wan: wan (Valkenburg) De platte, aan één zijde iets uitgeholde, doorgaans van stro gevlochten korf met twee oren die men gebruikte voor het wannen met natuurlijke wind. Zie afbeelding 13. [N 14, 38a; JG 1a, 1b, 2c; R 3, 64; monogr.; add. uit N 14, 37] I-4
wandelen wandelen: wandele (Valkenburg) Wandelen: gemakkelijk en zonder zich in te spannen gaan (wandelen, kuieren, kachelen, tuinen). [N 84 (1981)] III-1-2
wandluis wandluis: eigen spellingsysteem  wantluus (Valkenburg) wandluis, weegluis, het platte bloedzuigende insect dat zich overdag schuilhoudt in naden en spleten van houten vloeren enz. [wanlöws, platte pose, bertelemees] [N 26 (1964)] III-4-2