18784 |
franje |
franjel:
franjel (Q101p Valkenburg),
franjele (Q101p Valkenburg),
frānjǝl (Q101p Valkenburg),
(mv)
franjǝlǝ (Q101p Valkenburg),
kwast:
kwaste (Q101p Valkenburg),
(mv)
kwastǝ (Q101p Valkenburg),
kwastje:
kweskes (Q101p Valkenburg),
(mv)
kwɛskǝs (Q101p Valkenburg)
|
franje [SGV (1914)] || Hoe noemt U een randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden (franje?)? [N 62 (1973)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.]
II-7, III-1-3
|
24148 |
frater |
frater:
fra.ter (Q101p Valkenburg),
fraater (Q101p Valkenburg)
|
frater || sijs: frater (13,5 bruin, maar zonder rood en zwart van barmsijs [009]; zeldzaam op trek; meest nog in het westen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24315 |
fret |
fret:
frèt (Q101p Valkenburg)
|
fret: Hoe noemt u in uw dialect het marterachtige roofdier waarmee men jaagt op konijnen (het is de tamme albinovorm van de bunzing)? [N100 (1997)]
III-4-2
|
17598 |
fronsen |
fronsen:
fronse (Q101p Valkenburg),
rimpelen:
rumpele (Q101p Valkenburg)
|
Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, zich fronsen, fronselen, rimpelen). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
20586 |
fruit bewaren |
opleggen:
oplegge (Q101p Valkenburg)
|
meuken (fruit bewaren) [SGV (1914)]
III-2-3
|
20494 |
fruit eten |
grazen:
graze (Q101p Valkenburg),
knatsen:
knatsche (Q101p Valkenburg),
knatsje (Q101p Valkenburg),
knatsjə (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
snuisteren:
voornamelijk voor fruitsnoepen
schnuistere (Q101p Valkenburg)
|
fruit [onrijp ~ eten] [SGV (1914)] || fruit eten; Hoe noemt U: (Veel, onrijp) fruit eten (groezen, snaaien, snatsen, snoeien) [N 80 (1980)] || onrijp fruit eten || snoepen
III-2-3
|
33530 |
fruit, slechte kwaliteit |
bag:
bag, boeg (Q101p Valkenburg)
|
uitvaagsel v vruchten
I-7
|
20536 |
fruiten |
braden:
brao (Q101p Valkenburg),
fruiten:
fruitə (Q101p Valkenburg)
|
fruiten; Hoe noemt U: Vlees of uien bruin braden (fruiten, fritten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20992 |
fruitvlaai |
ooftevla:
euftevla (Q101p Valkenburg)
|
limburgse vlaai (zeer dunne ronde broodkoek) met moes van gedroogde appels bestreken
III-2-3
|
24443 |
fruitworm |
worm:
eigen spellingsysteem
wörrem (Q101p Valkenburg)
|
worm die in een appel huist [pieremenneke] [N 26 (1964)]
III-4-2
|