20742 |
gebakje |
taartje:
tuurtsje (Q101p Valkenburg),
Eigen phonetische
tuurtsje (Q101p Valkenburg)
|
Gebakje (buntje, taartje, gatoke?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20683 |
gebakken aardappelen |
aardappelschijfjes:
eerdappelschiefkes (Q101p Valkenburg),
gebakken aardappelen:
Eigen phonetische
gebakke éerəpəl (Q101p Valkenburg)
|
In schijfjes gebakken aardappelen (erpel in de pan, kosjes, petatteschijfkes?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
23700 |
gebed |
gebed:
gebed (Q101p Valkenburg)
|
Een gebed, [jebed?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23701 |
gebeden |
gebeden:
gebede (Q101p Valkenburg)
|
De gebeden meervoud. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23679 |
gebedsweek |
bedeweek:
baewaek (Q101p Valkenburg)
|
Een gebedsweek. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23476 |
gebeier |
gebeier:
gebeijer (Q101p Valkenburg),
luiden, het ~:
t loewe (Q101p Valkenburg)
|
Het gelui, het gebeier van de klok(ken). [N 96A (1989)]
III-3-3
|
30204 |
gebint |
gebont(e):
gǝbǫnt (Q101p Valkenburg)
|
Het geheel van spantbenen, gordingen, kepers etc. waarop de dakbedekking rust. Zie ook afb. 49 en 71. [S 9; N 54, 149a; N 54, 149b; N 54, 151; monogr.; Vld.]
II-9
|
17623 |
gebit |
gebeet:
gǝbēt (Q101p Valkenburg),
gebit:
gans gebit (Q101p Valkenburg),
gebeet (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
yans gebeet (Q101p Valkenburg),
tanden:
gaaf täng (Q101p Valkenburg),
gooe täng (Q101p Valkenburg),
teng (Q101p Valkenburg),
tèng (Q101p Valkenburg)
|
Een gaaf gebit, het gebit van de oude man is nog heelemaal gaaf. [DC 14 (1946)] || gebit [N 10a (1961)] || Het geheel van alle tanden en kiezen van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 17 en 18b]
I-9, III-1-1
|
22513 |
geboortefeest |
kindsfeest:
kindsfees (Q101p Valkenburg),
kindskoffie:
kindskoffie (Q101p Valkenburg)
|
De feestelijke koffiemaaltijd die de kraamvrouw na de kerkgang thuis hield met de vrouwen uit de buurt [kindjeskoffie, kindjeskermis?]. [N 96B (1989)]
III-3-2
|
33879 |
geboorteomhulsel van een veulen |
waterblaas:
wātǝrblǭs (Q101p Valkenburg)
|
Het vruchtvlies dat na de geboorte van het veulen afkomt. Als de merrie het veulen alleen ter wereld brengt, stikt het veulen meestal in de zak, die zo sterk is, dat hij met behulp van een mes of scherp voorwerp geopend moet worden. [N 8, 54, 55 en 56]
I-9
|