23607 |
gloria |
gloria (lat.):
gloria (Q101p Valkenburg)
|
De lofzang "Gloria in excelsis..."[jloria?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18957 |
gluiperd |
filou (fr.):
fieloàr (Q101p Valkenburg),
filoi (zn.) (Q101p Valkenburg),
gluiperd:
gluipert (Q101p Valkenburg)
|
een gluiperig, niet eerlijk persoon [gluiperd, luiperd, kattin] [N 85 (1981)] || gluiper [SGV (1914)] || gluiperig: hij is - [DC 16 (1948)]
III-1-4
|
18956 |
gluiperig |
gluiperig:
gluiperig (Q101p Valkenburg)
|
huichelachtig, op bedekte wijze, niet open, niet eerlijk [gluips, gluiperig, slinks, wenslinks] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23922 |
god de vader |
god de vader:
god de vader (Q101p Valkenburg)
|
God de Vader. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23890 |
godsdienstonderricht op zondag |
christenleer:
kristelièr (Q101p Valkenburg)
|
Het godsdienstonderricht dat vroeger op zondagmiddag vóór het lof (d.w.z. van 14.30 tot 15.00 uur) werd gegeven aan jongeren die van school af waren). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23426 |
godslamp |
godslamp:
de gaodslamp (Q101p Valkenburg)
|
De godslamp, de altijd brandende olielamp vóór het tabernakel van het hoofdaltaar of sacramentsaltaar [gods-, gôds-, gaods-, godeslamp]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23961 |
godslasteren |
godslasteren:
gaodslasteren (Q101p Valkenburg)
|
Godslasteren, blasfemeren. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23960 |
godslastering |
godslastering:
n gaodslastering (Q101p Valkenburg)
|
Een godslastering, blasfemie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17786 |
goed luisteren |
goed horen:
good houërə (Q101p Valkenburg)
|
goed luisteren [ZND 30 (1939)]
III-1-1
|
33826 |
goed uit de weg kunnend |
vlot:
vlǫt (Q101p Valkenburg)
|
Gezegd van een paard dat goed te been is. [N 8, 64d]
I-9
|