19647 |
het gras maaien |
(het) gras afdoen:
⁄t graas aafdoon (Q101p Valkenburg),
maaien:
mejje (Q101p Valkenburg)
|
Wat is bij u de uitdrukking voor \'het gras afmaaien\'? (afdoen, afsnijden) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
23742 |
het heilig hartbeeld laten introniseren |
intronisatie (<fr.):
intronisaasie (Q101p Valkenburg)
|
Een beeld van het H.Hart in het huisgezin laten introniseren, d.w.z. plechtig een ereplaats geven, door een parochiegeestelijke, wanneer die op huisbezoek komt. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23990 |
het heilig oliesel ontvangen |
heilige olie krijgen:
hèllige olie kriege (Q101p Valkenburg)
|
Het H. Oliesel ontvangen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24058 |
het heilig oliesel toedienen |
heilige olie geven:
hèlligen olie gaeve (Q101p Valkenburg)
|
Het H. Oliesel toedienen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
32952 |
het hooi is binnen |
is binnen:
is˱ benǝ (Q101p Valkenburg)
|
Gevraagd werd naar de dialekt-weergave van de uitdrukking "Het hooi is binnen". In Q 100 vult de zegsman dan aan: "Het hooi is onder de pannen ... en den erme man is oet de sjuur." Het onderwerp van de gegeven uitdrukkingen is steeds: hooi. [N 14, 127]
I-3
|
19638 |
het licht aandoen |
aandoen:
aandoon (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg)
|
Wat zegt u tegen \'het licht aansteken\'? (aandoen, aanmaken, aandraaien) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
23609 |
het misboek omdragen |
boek omdragen:
book umdrage (Q101p Valkenburg)
|
Het misboek omdragen, van de epistel- naar de evangeliezijde van het altaar brengen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23573 |
het orgel trappen |
blaasbalg trappen:
blaosbalk trappe (Q101p Valkenburg),
lucht maken:
loch maake (Q101p Valkenburg)
|
Het orgel treden of trappen, de blaasbalg tredend met lucht vullen en gevuld houden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34005 |
het paard leiden |
leiden:
lęi̯ǝ (Q101p Valkenburg),
mennen:
mɛnǝ (Q101p Valkenburg)
|
Het paard leiden of mennen door het met de teugels te sturen. Werkwoorden zoals varen en leiden werden niet door alle corresponenten gegeven. [N 8, 100 en 101b; Wi 25; monogr.]
I-10
|
34007 |
het paard met een dubbele lijn leiden |
dobbele lijn:
dǫbǝl lin (Q101p Valkenburg)
|
Het paard besturen met een lange teugel uit één stuk, die aan de ene kant van het gebit vertrekt, langs de hand van de voerman gaat en langs de andere kant weer aan het gebit bevestigd is (cf. lemma Dubbele Lijn). Bij deze dubbele lijn, die links én rechts naar de hand van de voerder komt, trekt men aan de kant van de richting die het paard moet inslaan. Werkwoorden zoals varen, leiden werden niet altijd opgegeven. [JG 1b; N 8, 101b-c; N 13, 30 en 35]
I-10
|