e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Valkenburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jager tob: tǫp (Valkenburg  [(34a b c)]  ) De (koperen) emmer aan een lange of korte steel, eventueel in de vorm van een groot soort lepel, of de kruik of kan met een schenkrand of schenktuit waarmee men heet water op het moutmeel in de beslagkuip brengt (vraag N 35, 34a), wort naar de wortelketel transporteert (vraag N 35, 34b) en gekookte wort naar de koelbakken of andere installaties voert (vraag N 35, 34c). Achter het plaatsnummer is tussen haakjes opgenomen voor welke vraag/vragen het antwoord van de desbetreffende plaats geldt. In L 325 en P 180 gebruikt men een koperen emmer. Zie ook afb. 6. [N 35, 34a; N 35, 34b; N 35, 34c; monogr.] II-2
jak basquinetje (<fr.): Fr. basquine; uit Biscaye ingevoerde Spaanse vrouwenmantel.  baskientsche (Valkenburg), bolero (<fr.): bolléro (Valkenburg), jakje: jèkske (Valkenburg), kapotje (<fr.): Kil. kappootken, pala muliebris.  kapputsche (Valkenburg), kazavek: Fr. cache-effets.  kaschevèk (Valkenburg), stoep: sjtŏĕp (Valkenburg) 1. vrouwenjak met lange slippen || damesblouse, strak om het lichaam, hoog gesloten met boordje en met lange strakke mouwen [jak, seket] [N 25 (1964)] || jak [SGV (1914)] || vrouwenjak || vrouwenjak, kort jasvormig getailleerd bovenkledingstuk [jak, baskien, bollero, zeelewermer, kasjevek] [N 23 (1964)] || vrouwenmantel III-1-3
jaloers afgunstig: aafgunstig (Valkenburg), jaloers: sjeloes (Valkenburg), sjlōēs (Valkenburg) een andere om iets benijdend [jaloers, afgunstig] [N 85 (1981)] || jaloersch [SGV (1914)] III-1-4
jam gelei: zjelij (Valkenburg), jam: zjèm (Valkenburg) jam; Hoe noemt U: Gelei van met suiker gekookte, fijngemaakte vruchten, om op de boterham te smeren (jam, confiture) [N 80 (1980)] III-2-3
jammer jammer: das jaomer (Valkenburg), jaomer (Valkenburg), jao‧mer (Valkenburg), ⁄t ies jao‧mer (Valkenburg), ⁄t ies jao⁄mer (Valkenburg), ⁄ties jaomer (Valkenburg), schade: ⁄t is sjau (Valkenburg), zonde: ⁄t is zung (Valkenburg) jammer [zund] [N 07 (1961)] III-1-4
jan in de zak broeder: broeder (Valkenburg) Koek die in een ketel met water gekookt is (broeder?) [N 16 (1962)] III-2-3
janken janken: janke (Valkenburg), joenke (Valkenburg, ... ), joenken: jonke (Valkenburg), joenkeren: junkere (Valkenburg, ... ) blaffen || Hoe noemt u een klagelijk hoog geluid voortbrengen, maar minder luid dan bij 018c (jonkelen, janken, kajiten, kajankelen, jammen) [N 83 (1981)] || janken III-2-1
jarig zijn jarig zijn: er is jaorig (Valkenburg), hee ies jeurig (Valkenburg), hê is jeùrig (Valkenburg), ies ... jäörig (Valkenburg) Hij is in juli jarig, maar de datum ... ik vergeten. [DC 45 (1970)] || Hij is morgen jarig. [DC 02 (1932)] III-3-2
jarretelle jarretelle (fr.): schartèls (Valkenburg) jarretels, bandjes aan corset of gordel waaraan de kousen worden vastgeknoopt [N 24 (1964)] III-1-3
jas: algemeen jas: jas (Valkenburg, ... ), jes (Valkenburg) jas [SGV (1914)] || jas in het algemeen [kölder, frak, palleto, rok, pit, kazak] [N 23 (1964)] || jassen (mv.) [SGV (1914)] III-1-3