25724 |
jager |
tob:
tǫp (Q101p Valkenburg
[(34a b c)]
)
|
De (koperen) emmer aan een lange of korte steel, eventueel in de vorm van een groot soort lepel, of de kruik of kan met een schenkrand of schenktuit waarmee men heet water op het moutmeel in de beslagkuip brengt (vraag N 35, 34a), wort naar de wortelketel transporteert (vraag N 35, 34b) en gekookte wort naar de koelbakken of andere installaties voert (vraag N 35, 34c). Achter het plaatsnummer is tussen haakjes opgenomen voor welke vraag/vragen het antwoord van de desbetreffende plaats geldt. In L 325 en P 180 gebruikt men een koperen emmer. Zie ook afb. 6. [N 35, 34a; N 35, 34b; N 35, 34c; monogr.]
II-2
|
18259 |
jak |
basquinetje (<fr.):
Fr. basquine; uit Biscaye ingevoerde Spaanse vrouwenmantel.
baskientsche (Q101p Valkenburg),
bolero (<fr.):
bolléro (Q101p Valkenburg),
jakje:
jèkske (Q101p Valkenburg),
kapotje (<fr.):
Kil. kappootken, pala muliebris.
kapputsche (Q101p Valkenburg),
kazavek:
Fr. cache-effets.
kaschevèk (Q101p Valkenburg),
stoep:
sjtŏĕp (Q101p Valkenburg)
|
1. vrouwenjak met lange slippen || damesblouse, strak om het lichaam, hoog gesloten met boordje en met lange strakke mouwen [jak, seket] [N 25 (1964)] || jak [SGV (1914)] || vrouwenjak || vrouwenjak, kort jasvormig getailleerd bovenkledingstuk [jak, baskien, bollero, zeelewermer, kasjevek] [N 23 (1964)] || vrouwenmantel
III-1-3
|
18996 |
jaloers |
afgunstig:
aafgunstig (Q101p Valkenburg),
jaloers:
sjeloes (Q101p Valkenburg),
sjlōēs (Q101p Valkenburg)
|
een andere om iets benijdend [jaloers, afgunstig] [N 85 (1981)] || jaloersch [SGV (1914)]
III-1-4
|
20548 |
jam |
gelei:
zjelij (Q101p Valkenburg),
jam:
zjèm (Q101p Valkenburg)
|
jam; Hoe noemt U: Gelei van met suiker gekookte, fijngemaakte vruchten, om op de boterham te smeren (jam, confiture) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19039 |
jammer |
jammer:
das jaomer (Q101p Valkenburg),
jaomer (Q101p Valkenburg),
jao‧mer (Q101p Valkenburg),
⁄t ies jao‧mer (Q101p Valkenburg),
⁄t ies jao⁄mer (Q101p Valkenburg),
⁄ties jaomer (Q101p Valkenburg),
schade:
⁄t is sjau (Q101p Valkenburg),
zonde:
⁄t is zung (Q101p Valkenburg)
|
jammer [zund] [N 07 (1961)]
III-1-4
|
20763 |
jan in de zak |
broeder:
broeder (Q101p Valkenburg)
|
Koek die in een ketel met water gekookt is (broeder?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19927 |
janken |
janken:
janke (Q101p Valkenburg),
joenke (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
joenken:
jonke (Q101p Valkenburg),
joenkeren:
junkere (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg)
|
blaffen || Hoe noemt u een klagelijk hoog geluid voortbrengen, maar minder luid dan bij 018c (jonkelen, janken, kajiten, kajankelen, jammen) [N 83 (1981)] || janken
III-2-1
|
22435 |
jarig zijn |
jarig zijn:
er is jaorig (Q101p Valkenburg),
hee ies jeurig (Q101p Valkenburg),
hê is jeùrig (Q101p Valkenburg),
ies ... jäörig (Q101p Valkenburg)
|
Hij is in juli jarig, maar de datum ... ik vergeten. [DC 45 (1970)] || Hij is morgen jarig. [DC 02 (1932)]
III-3-2
|
18336 |
jarretelle |
jarretelle (fr.):
schartèls (Q101p Valkenburg)
|
jarretels, bandjes aan corset of gordel waaraan de kousen worden vastgeknoopt [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18193 |
jas: algemeen |
jas:
jas (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
jes (Q101p Valkenburg)
|
jas [SGV (1914)] || jas in het algemeen [kölder, frak, palleto, rok, pit, kazak] [N 23 (1964)] || jassen (mv.) [SGV (1914)]
III-1-3
|