22336 |
kampen |
kabelen:
kabele (Q101p Valkenburg)
|
Om de spelbeurt spelen, kavelen.
III-3-2
|
20599 |
kandeel |
grog:
groch(?) (Q101p Valkenburg)
|
kandeel; Hoe noemt U: Warme drank bereid uit wijn (bier, melk) met eierdooiers, suiker en kaneel, al of niet met wittebrood (kandeel, zuipen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19578 |
kandelaar |
kaarsenluchter:
kaertseluuchter (Q101p Valkenburg),
kandelaar:
kandelaer (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
luchter:
luuchter (Q101p Valkenburg),
lügter (Q101p Valkenburg)
|
Hoe noemt u een kandelaar? (kandelaber) [N 104 (2000)] || kandelaar
III-2-1
|
23431 |
kandelaar op het altaar |
kaarsenluchter:
kaertseluuchter (Q101p Valkenburg)
|
De kandelaars, de kaarseluchters op het altaar [kèrseluchters, keëtseluëtersj]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20625 |
kandijsuiker |
borstsuiker:
borschsoekker (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg)
|
borstsuiker || donkerbruine candijsuiker
III-2-3
|
19109 |
kans |
kans:
kans (Q101p Valkenburg)
|
kans: Als hij - ziet zal hij proberen je te bedriegen [DC 35 (1963)]
III-1-4
|
27982 |
kant |
kant:
kant (Q101p Valkenburg)
|
Fijn, licht weefsel van linnen, garen, zijde, ook goud- of zilverdraad met opengewerkte patronen en opgelegde tekeningen, dat tot versiering van randen en boorden en als tussenzetsel dient (Van Dale, pag. 1281). Men kent Brusselse, Mechelse, Brugse enz. kant. Verder onderscheidt men echte en nagemaakte, valse kanten en machinale, met een machine vervaardigde kant. Men gebruikt kant voor witte schorten, kussenslopen, voor kleren (Q 121c), gordijnen en ondergoed (Q 99*), en voor lakens (P 219, meestal machinale kant). [N 62, 81a; N 62, 98; N 59, 201; MW; monogr.]
II-7
|
24081 |
kanunnik |
kanunnik (<lat.):
kanunnik (Q101p Valkenburg)
|
Een wereldlijke R.K. geestelijke die deel uitmaakt van een kapittel van een kathedrale kerk, kanunnik. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
33116 |
kap aan de vlegelknuppel |
kap:
kap (Q101p Valkenburg)
|
In tegenstelling tot de kap aan de vlegelstok die van ijzer is, is de kap aan het slaghout van leer. De meest voorkomende vorm van deze kap is een zeer stevig stuk taai varkensleer (in Q 9: van ezelleer); aan de uiteinden zitten enkele gaatjes, waar een leren veter doorheen wordt gehaald waarmee de kap, met een lus, om de vlegelknuppel wordt vastgesnoerd. Daartoe zijn in de enigszins afgeplatte kant van de knuppel enkele (doorgaans drie) inkepingen gemaakt waar de veters doorheen lopen. Zie afbeelding 10, d. In L 286 tekent de zegsman een vlegelknuppel met een gat erin, waardoor de vlegelband loopt. [N 14, 3b, 3d en 3e; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
18677 |
kap van een lange schoudermantel |
kap:
kap (Q101p Valkenburg)
|
kap van lange schoudermantel zonder mantel [kovel, keuvel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|