23213 |
katholiek |
katholiek (<fr.):
katteliek (Q101p Valkenburg),
rooms:
roamsj (Q101p Valkenburg)
|
katholiek [SGV (1914)]
III-3-3
|
28768 |
katoen |
katoen:
kǝtūn (Q101p Valkenburg)
|
Uit katoendraden geweven stof. Leverancier van de katoendraad is een kruid-, struik- of boomachtige plant ø̄voor het grootste deel verbouwd in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Egypte (macco of mako), Oost-Indië, China, Ethiopië en Ruslandø̄ (Bonthond, s.v. ø̄katoenø̄). [N 62, 85; N 62, 77; N 62, 75c; N 59, 201; MW; L 1a-m; L 27, 73; L 41, 40a; S 17; monogr.]
II-7
|
24179 |
kauw |
dool:
daol, döölke (Q101p Valkenburg),
torenkraai
daol (Q101p Valkenburg),
dooltje:
daol, döölke (Q101p Valkenburg),
deulke (Q101p Valkenburg),
deùlke (Q101p Valkenburg),
dölke (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
torenkraai, kauw
deulke (Q101p Valkenburg)
|
Hoe heet de kauw? [DC 06 (1938)] || kauw (33 overal bekend; grijze nek en lichte ogen, rest zwart; broedt in gebouwen, schoorstenen en holle bomen; meestal in troepen; druk; roep [kja]; vaak tam gehouden [N 09 (1961)] || kauw, torenkraai
III-4-1
|
20488 |
kauwen |
kauwen:
kŭŭjə (Q101p Valkenburg),
knauwelen:
knauwəle (Q101p Valkenburg)
|
kauwen; Hoe noemt U: Voedsel met de tanden en kiezen fijnmaken (kauwen, knauwen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23273 |
kazuifel |
kazuifel:
kassuifel (Q101p Valkenburg)
|
Het kazuifel, het opperkleed dat de priester tijdens de mis draagt [kazufel, kazel, kruifel?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33781 |
keel |
la(ai):
lā (Q101p Valkenburg),
strot:
struɛt (Q101p Valkenburg)
|
Zie afbeelding 2.16. [JG 1a, 1b; N 8, 29]
I-9
|
17628 |
keel, strot |
keel:
keil (Q101p Valkenburg),
kèl (Q101p Valkenburg),
kèèl (Q101p Valkenburg),
strot:
schtroot (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
sjtroat (Q101p Valkenburg)
|
keel (uitwendig) (strot) [DC 01 (1931)] || strot [SGV (1914)]
III-1-1
|
17686 |
keelgat |
keellok:
kèllook (Q101p Valkenburg),
tuut:
tuut (Q101p Valkenburg)
|
keelgat [kelschat, rieper] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18070 |
keelpijn |
keelpijn:
kɛ.lpin (Q101p Valkenburg)
|
keelpijn [RND]
III-1-2
|
33235 |
keeltjes, raapstelen |
steel:
štēl (Q101p Valkenburg),
steelmoes:
štēlmōs (Q101p Valkenburg)
|
Groente bestaande uit dunne stengels en zeer jong kort blad van de koolraap, die zeer dicht gezaaid zijn zodat er geen knolvorming kan plaatsvinden. Raapstelen worden vooral in stamppot verwerkt. [monogr.; add. uit N 7, 16]
I-5
|