e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Valkenburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
keren keren: kięrǝ (Valkenburg), omdraaien: ømdrēǝ (Valkenburg) Als men heen en weer ploegt, moet men aan het einde van iedere voor het (de) paard(en) met de ploeg laten draaien, om langs de juist geploegde voor verder te ploegen. Bij de modernere wentelploegen wordt bij het draaien het dubbele ploeglichaam omgekeerd. Bij de oude keerploeg moest men bij het keren het riester en gewoonlijk ook het kouter omzetten. [N 11, 63; N 11A, 98f + 98g + 123c; JG 1a; div.; monogr.] || Omkeren van de stof van een oud kledingstuk, zodat het er weer fatsoenlijk uitziet. In L 27, 74 is gevraagd naar het keren van een jas. [N 59, 190b; N 62, 21a; L 27, 74; MW] I-1, II-7
kerk kerk: he waor te vreug in de kĕrĕk (Valkenburg), he waor te vreug in de kirk (Valkenburg), hè waor te vreug in de kirrek (Valkenburg), kirk (Valkenburg), kèrrek (Valkenburg), te vreug in de kerk (Valkenburg) De kerk, het kerkgebouw [kèrk, krèk, kirk, kirch]. [N 96A (1989)] || kerk [SGV (1914)] || te vroeg in de kerk zijn [N 08 (1961)] III-3-3
kerkbank bank: bank (Valkenburg) Één zon bank. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkbanken banken: benk (Valkenburg) De banken in de kerk, de kerkbanken meervoud. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkdeur kerkdeur: kèrrekdeur (Valkenburg) De grote deur, de hoofdingang van de kerk [lijkdeur, kerkdeur, kirchduër]. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkgang kerkengang: kèrkegangk (Valkenburg) De eerste gang naar de kerk die de moeder deed na de bevalling, kerkgang [kèrkegank, kirchejank?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kerkgezang zang: zank (Valkenburg) Een gezang, zang [jezank?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kerkhof kerkhof: kerkef (Valkenburg, ... ), kerkhoof (Valkenburg), kirkef (Valkenburg), kirkhof (Valkenburg), kirkuf (Valkenburg), kirköf (Valkenburg), kèrrekef (Valkenburg), kèrrekhof (Valkenburg) De begraafplaats rondom bij de kerk [de/het kerkhof,-hoof,kirkef?]. [N 96A (1989)] || Kerkhof [kirkuf, doeje kirkuf]. [N 06 (1960)] III-3-3
kerkklok luiklok: loewklok (Valkenburg), trumpje: tumpke (Valkenburg) Een klok, luiklok [bimmel, bom?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkklokken luiklokken: loewklokke (Valkenburg) De klokken meervoud. [N 96A (1989)] III-3-3