20723 |
kleine hoeveelheid eten |
prakje:
prakske (Q101p Valkenburg)
|
Welk woord kent u voor een zeer kleine hoeveelheid eten (een brusselke, een kriemelke?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17756 |
kleine neus |
klein neusje:
klein neͅske (Q101p Valkenburg)
|
Dat kind heeft een klein neusje. [DC 37 (1964)]
III-1-1
|
21338 |
kleingeld |
kleingeld:
klei geld (Q101p Valkenburg),
kleigeld (Q101p Valkenburg),
wisselgeld:
wisselgeld (Q101p Valkenburg)
|
Klein geld [pasgeld, snuistergeld?] [N 21 (1963)] || kleingeld [SGV (1914)]
III-3-1
|
20347 |
kleinkinderen |
enkel (du.):
mar.: resp. gebruikt spelling uit de (bijgevoegde) brochure: "Phonetische schrijfwijze van het Valkenburgsch plat en gelijkluidende dialecten". Omspelling komt voor mijn rekening cf. VD D-N s.v. "Enkel
inkəl (Q101p Valkenburg),
enkelkinder (du.):
mar.: resp. gebruikt spelling uit de (bijgevoegde) brochure: "Phonetische schrijfwijze van het Valkenburgsch plat en gelijkluidende dialecten". Omspelling komt voor mijn rekening cf. VD D-N s.v. "Enkelkind
inkəlkingər (Q101p Valkenburg),
kindskinder:
kindschkinger (Q101p Valkenburg),
kleinkind:
kleikind (Q101p Valkenburg),
kleinkind (Q101p Valkenburg),
mar.: resp. gebruikt spelling uit de (bijgevoegde) brochure: "Phonetische schrijfwijze van het Valkenburgsch plat en gelijkluidende dialecten". Omspelling komt voor mijn rekening
kleikind (Q101p Valkenburg),
kleinkinder:
kleinkinger (Q101p Valkenburg)
|
kleinkind [SGV (1914)] || kleinkind, kleinkinderen [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20348 |
kleinzoon |
kleinzoon:
kleinzoon (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg),
mar.: resp. gebruikt spelling uit de (bijgevoegde) brochure: "Phonetische schrijfwijze van het Valkenburgsch plat en gelijkluidende dialecten". Omspelling komt voor mijn rekening
kleinzoon (Q101p Valkenburg)
|
kleinzoon [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
18626 |
klep (van pet) |
klep:
klep (Q101p Valkenburg)
|
klep van een pet [luif, luifel] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18200 |
klepbroek |
klepbroek:
klepbrook (Q101p Valkenburg)
|
broek met een sluitklep aan de voorkant [klepboks] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23215 |
klepel |
klepel:
klaepel (Q101p Valkenburg),
klepel (Q101p Valkenburg)
|
De klepel van een klok [bengel?]. [N 96A (1989)] || klepel [SGV (1914)]
III-3-3
|
23462 |
klepklok |
luiklokje:
loewklökske (Q101p Valkenburg),
tumpje:
t tumpke (Q101p Valkenburg)
|
Hoe noemt men deze kleinste klok?. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23218 |
kleppen |
tumpen:
tumpe (Q101p Valkenburg)
|
Vóór de kerkdienst de kleinste klok luiden met korte slagen, anders gezegd: korte slagen geven met de kleinste klok [trumpe, kleppe, pimpe?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|