20120 |
krols |
krols:
krols (Q101p Valkenburg),
loops:
luipsch (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
luipsj (Q101p Valkenburg),
løͅi̯pš (Q101p Valkenburg)
|
loops, bronstig || loops, geslachtsdriftig ve kat [N 19 (1963)], [N C (1962)]
III-2-1
|
25010 |
krom, met bochten |
krom:
kromp (Q101p Valkenburg),
kròmp (Q101p Valkenburg)
|
krom [SGV (1914)] || krom (kromp, slom) [DC 35 (1963)]
III-4-4
|
24830 |
kromme boom |
schrankel:
schrankel = krom
schrankel (Q101p Valkenburg)
|
misgroeide boom of plant
III-4-3
|
25011 |
krommen |
krommen:
krumme (Q101p Valkenburg)
|
krommen [SGV (1914)]
III-4-4
|
17894 |
krommen, ombuigen |
buigen:
buige (Q101p Valkenburg),
krommen:
krumme (Q101p Valkenburg),
ombuigen:
umbuige (Q101p Valkenburg)
|
krommen [SGV (1914)] || Krommen: een kromme, gebogen vorm doen aannemen (krommen, buigen, draaien). [N 84 (1981)] || ombuigen [SGV (1914)]
III-1-2
|
19586 |
kroonkandelaar, luster |
kroon:
kroon
kroin (Q101p Valkenburg)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
23381 |
kroonluchter |
kroonluchter:
kroanluuchters (Q101p Valkenburg),
luchter:
luuchter (Q101p Valkenburg)
|
Een veelarmige lamp in de kerk, luchter, kroonluchter. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
32296 |
kroosschaaf |
gergel(s)kamp:
gɛrgǝlskamp (Q101p Valkenburg)
|
In het algemeen de schaaf waarmee de kroos in de binnenwand van het vat wordt aangebracht. Er bestaan verschillende uitvoeringen van de kroosschaaf, maar vaak is hij samengesteld uit een houten blok, dat voorzien is van een drietal beiteltjes die naar de binnenwand van het vat gericht zijn, en een cirkelvormig houten plankje. Wanneer de kuiper het houten plankje in een cirkelvormige beweging over de koppen van de duigen voortbeweegt en tegelijkertijd de schaaf tegen de binnenwand van het vat aandrukt, ontstaat enkele centimeters onder de rand een groef, de kroos. Zie ook afb. 221. Soms wordt in de kroosschaaf in plaats van de drie beiteltjes een stuk zaagblad aangebracht; de woordtypen krooszaag, gergelzaag en groefzaag uit respectievelijk Panningen (L 290), Kortessem (Q 74) en Hasselt (Q 2) duiden waarschijnlijk zoɛn aangepaste schaaf aan.' [N E, 34a; A 32, 5; monogr.]
II-12
|
20658 |
kruiden, specerijen |
kruiden:
krŭŭje (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg)
|
De kruiden die bij de bereiding bij groente of vlees gevoegd worden om de smaak van het gerecht te verbeteren, in het algemeen (kruid, toekruid, specerij). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
20587 |
kruidenjenever |
els:
èèls (Q101p Valkenburg),
éls (Q101p Valkenburg)
|
kruidenjenever; Hoe noemt U: Jenever met kruiden (pop) [N 80 (1980)] || sterke drank van alsemknoppen getrokken op jenever
III-2-3
|