32014 |
lijmknecht, sergeant |
sergeant:
šǝršant (Q101p Valkenburg)
|
Houten of metalen werktuig waarmee te lijmen delen vastgeklemd kunnen worden. Het bestaat uit één of twee lange benen waarop twee dwarsstukken zitten die met behulp van een draadspil naar elkaar toe gedraaid kunnen worden en de te lijmen delen op deze wijze vastklemmen. Lijmknechten bestaan in verschillende uitvoeringen en afmetingen. Met de in dit lemma opgenomen benamingen worden doorgaans grotere lijmknechten aangeduid, waarbij de lengte van het been of de benen meer dan 30 cm bedraagt. Zie ook afb. 120 en 121. [N 53, 216c; N 53, 217b; N 53, 215; N G, 15; monogr.]
II-12
|
22329 |
lijn waar het spel begint |
kreis (du.):
(= meet).
kreits (Q101p Valkenburg),
Van kreits aaf: van begin af.
kreits (Q101p Valkenburg),
schraam:
schraom (Q101p Valkenburg)
|
benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] || Op de grond getrokken grens voor een spel. || Streep.
III-3-2
|
33273 |
lijnzaad, vlaszaad |
lijzaad:
lēzǭt (Q101p Valkenburg)
|
Linum usitatissimum L. Lijnzaad is de gebruikelijke naam voor het zaad van de vlasplant en, in verband met de olieproduktie, ook voor het gewas. Zie paragraaf 4.2 en in het bijzonder het lemma Vlas. Uit de gerepelde en gedorste zaadbollen wordt olie geslagen, de lijnolie; de overblijvende pulp is een gezocht veevoer. De vormen die hier zijn samengebracht onder de typen lijzend en lijzens zijn te beschouwen als varianten van lijzaad, met een bijzondere verzwaring van het eerste lid. Ze zijn als afzonderlijke typen behandeld vanwege de samenstellingen in dit lemma en in de volgende lemmaɛs. [S 22; Wi 18; monogr.; add. uit JG 1b; L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
21098 |
lijnzaadmeel |
lijzatemeel:
lēzōtǝmɛ̄l (Q101p Valkenburg)
|
De gedroogde pulp die overblijft na het slaan van de olie uit het lijnzaad. Het meel wordt als veevoeder gebruikt. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
24567 |
lijsterbes |
haver-es:
haveresch (Q101p Valkenburg),
(hgd. Eberesche), (lat. sorbus aucuparia). Volgens dArbois de Jubainville (kelt. eburo) zouden de Eburonen aan deze boom hun naam ontlenen
haveresch (Q101p Valkenburg),
heulenteer:
-
heulentaere (Q101p Valkenburg)
|
lijsterbes (Sorbus aucuparia) [DC 26 (1954)] || lijsterbesboom || lijsterbessenboom
III-4-3
|
20492 |
likken |
lekken:
lèkkə (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg)
|
likken; Hoe noemt U: Met de tong over iets heen en weer gaan om zo het voedsel op te nemen (likken, lekken, leppen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20725 |
limburgse kaas |
hervese kaas:
hervese kiés (Q101p Valkenburg),
Eigen phonetische
herfse kiès (Q101p Valkenburg),
rommedou:
rommedoe (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
stinkkaas:
stinkkiés (Q101p Valkenburg)
|
fijn soort Herver kaas || Limburgse kaas, Hervese kaas (stinkkaas, rommedoe?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20904 |
limonade |
limonade:
limenaad (Q101p Valkenburg)
|
limonade door een rietje zuigen [DC 35 (1963)]
III-2-3
|
24486 |
linde |
linde:
ling (Q101p Valkenburg)
|
lindeboom
III-4-3
|
24821 |
lindeblad |
lindeblad:
lingeblaad (Q101p Valkenburg)
|
lindeblad [SGV (1914)]
III-4-3
|