24424 |
mierenhoop |
mierennest:
eigen spellingsysteem
mierenès (Q101p Valkenburg)
|
mierennest [zeekmoejersnest] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
33555 |
mierikswortel |
mierikswortel:
mierikswortel (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg)
|
De vlezige scherpe wortel van de mierik, mierikswortel (mierikswortel, peperwortel, meerradijs, kiek, tiek). [N 82 (1981)]
I-7
|
27219 |
mijnwerker |
koolder:
kø̄ldǝr (Q101p Valkenburg [Laura, Julia])
|
De algemene benaming voor mijnwerker ondergronds en bovengronds. Naast de neutrale benamingen is er een aantal dat een bepaalde gevoelswaarde heeft. Al naargelang de gebruikssituatie drukt men daarmee scherts, spot, kameraadschappelijkheid en schelden uit. Een ander aantal heeft het karakter van bijnamen. Het is moeilijk om deze categorieēn van benamingen exact af te bakenen. Zo kon "kuilpiet" zowel een populaire benaming zijn als een scheldbenaming. De normale betekenis van "kompel" is vriend of maat, maar in de Belgische mijnen werd het in het algemeen in een negatieve betekenis gebruikt. Het woord "balt" slaat op Baltische mijnwerkers die na de Tweede Wereldoorlog in de Limburgse mijnen zijn komen werken. Het wordt als scheldwoord gebruikt (Vanwonterghem pag. 55). "Pieren" was de naam voor de mijnwerkers die uit Maastricht kwamen. [N 95, 115; monogr.; Vwo 64; Vwo 88; Vwo 187; Vwo 227; Vwo 436; Vwo 444; Vwo 516; Vwo 554; Vwo 640; Vwo 861]
II-5
|
21745 |
mikken |
mikken:
mikə (Q101p Valkenburg),
ogen:
uige (Q101p Valkenburg)
|
lonken (mikken) [RND] || Oogen; mikken bij het schieten.
III-3-2
|
18795 |
minderen |
krimpen:
krumpe (Q101p Valkenburg),
minderen:
mindere (Q101p Valkenburg),
samenpakken:
same pakke (Q101p Valkenburg)
|
Bestaat er voor het "minderen"bij het breiwerk een afzonderlijk woord? (minderen, afzetten) [N 104 (2000)] || minderen [SGV (1914)]
III-1-3
|
20406 |
minderjarig |
minderjarig:
ps. deels omgespeld volgens Frings.
minder[jø͂ͅrig (Q101p Valkenburg),
niet mondig:
znd 31, 23a
noch neet mundich (Q101p Valkenburg)
|
minderjarig [SGV (1914)], [ZND 31 (1939)]
III-2-2
|
20459 |
minnares |
bijwijf:
biewief (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg)
|
een concubine, bijzit, bijwijf [N 96D (1989)]
III-2-2
|
23917 |
mirakel |
wonder:
e wonder (Q101p Valkenburg)
|
Een wonder [wó.nder, wónger, miraakel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23304 |
mis |
mis:
mès (Q101p Valkenburg)
|
De Eucharistieviering, de H. Mis [de mis, de mès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23523 |
mis met drie heren |
drieherendienst:
driej-hièrendeens (Q101p Valkenburg)
|
Een plechtige H. Mis waarin een celebrant, een dialen en een subdiaken voorgaan [drieherige mis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|