17759 |
mond (spotnamen) |
bef:
bef (Q101p Valkenburg),
bek:
bek (Q101p Valkenburg),
muil:
moel (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg)
|
Mond. Houd je mond toch [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
29821 |
mondsteen |
kamaai:
kamɛj (Q101p Valkenburg
[(glasachtige baksteen)]
)
|
Steen die tijdens het bakproces vlakbij de stookkanalen heeft gelegen en zodoende half gesmolten en kromgetrokken is door de hitte. [N 30, 52c; N 98, 167; monogr.]
II-8
|
23222 |
monnik |
monnik:
nne monnek (Q101p Valkenburg),
pater (lat.):
pater (Q101p Valkenburg)
|
Een monnik [munnik]. [N 96D (1989)] || monnik [SGV (1914)]
III-3-3
|
23440 |
monstrans |
monstrans (lat.):
monstrans (Q101p Valkenburg)
|
Een monstrans, een gouden of zilveren, meestal zonvormig vaatwerk waarin de H. Hostie ter aanbidding wordt uitgesteld. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33922 |
mooi pratend het paard op de nek kloppen |
aanwakkeren:
āwakǝrǝ (Q101p Valkenburg),
bekallen:
bǝkalǝ (Q101p Valkenburg)
|
[N 8, 103e]
I-9
|
25169 |
mooi, helder weer |
schoon weer:
sjoen wéér (Q101p Valkenburg)
|
mooi weer zijn, gezegd van het weer [weren] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
23500 |
moordkruis add. |
veldkruis:
veldkruus (Q101p Valkenburg)
|
Een veldkruis opgericht op de plaats waar iemand vermoord werd [mòòrd-kruus, zoenkruis?] . [N 96A (1989)]
III-3-3
|
33809 |
moorkop |
moorkop:
mōrkǫp (Q101p Valkenburg)
|
Paard met zwarte kop, manen en staart, terwijl de romp vele witte haren tussen de bruine onderkleur heeft. Het wordt muisvaal of vaalblauw geboren, maar wordt in het eerste levensjaar al zwart. [N 8, 63f]
I-9
|
20521 |
moot vis |
stuk vis:
sjtök vösj (Q101p Valkenburg)
|
moot; Hoe noemt U: Een snede vis (moot, mook) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19356 |
mopperen |
biskeren:
cf. fr. "bisquer
biskeere (Q101p Valkenburg),
foeteren:
foetere (Q101p Valkenburg),
mompelen:
mompele (Q101p Valkenburg)
|
binnensmonds mompelen, gezegd van iemand die kwade zin heeft [morren, mompelen, mommelen, mopperen] [N 87 (1981)] || moppereen || mopperen
III-1-4
|