33066 |
muilband, bovenste band van de schoof |
huisband:
hǫu̯s[band] (Q101p Valkenburg),
kruisband:
krø̜i̯s[band] (Q101p Valkenburg)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''garveband'' (4.6.9). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) band het lemma ''garveband'' (4.6.9). [N 15, 22b; monogr.; add. uit JG 1b]
I-4
|
18308 |
muiltje |
slob:
schlŏĕb (Q101p Valkenburg),
sjloebe (Q101p Valkenburg)
|
Hoe noemt men de muilen? [DC 09 (1940)] || slof
III-1-3
|
24357 |
muis |
muis:
moes (Q101p Valkenburg),
mōēs (Q101p Valkenburg)
|
muis [DC 35 (1963)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
24437 |
muis (mv.) |
muis (mv.):
muus (Q101p Valkenburg)
|
muizen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-2
|
17663 |
muis van de hand |
muis:
moes (Q101p Valkenburg),
moes van de hand (Q101p Valkenburg),
muisje:
moeske (Q101p Valkenburg)
|
muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20774 |
muisjes |
muizenkeuteltjes:
Worden op geboterde beschuitjes gestrooid als versnapering bij het doopfeest
moezekeutelkes (Q101p Valkenburg)
|
muisjes, gesuikerd anijszaad
III-2-3
|
20122 |
muizen |
muizen:
moeze (Q101p Valkenburg),
mōēze (Q101p Valkenburg),
mūəzə (Q101p Valkenburg)
|
de katten muizen [ZND 31 (1939)] || Hoe noemt u jacht maken op muizen, gezegd van de kat (muizen) [N 83 (1981)] || muizen (ww) [SGV (1914)]
III-2-1
|
24926 |
mul (zand) |
los:
los (Q101p Valkenburg)
|
mul [SGV (1914)]
III-4-4
|
18632 |
muts met pompon |
flochemuts (<fr.):
floesmutsch (Q101p Valkenburg)
|
muts, wollen spits toelopende ~ met pluim of kwast [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18418 |
muts: algemeen |
muts:
mutsch (Q101p Valkenburg),
Muts zonder klep, uitsluitend voor vrouwen.
mətš (Q101p Valkenburg),
pats:
Muts met klep.
patš (Q101p Valkenburg)
|
muts, hoofddeksel zonder klep of stijve rand [klots, koetsj, pars] [N 25 (1964)] || pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|