29068 |
okselstuk |
kijl:
kil (Q101p Valkenburg),
spits:
špits (Q101p Valkenburg)
|
Vierkante lap, dubbel gevouwen in de vorm van een driehoek, die in een hemd onder de oksel zit en dient om de mouw van onderen met het lijf te verbinden. [N 62, 11c; N 62, 34c]
II-7
|
20547 |
olie |
olie:
olie (Q101p Valkenburg),
oolie (Q101p Valkenburg),
smout:
schmaut (Q101p Valkenburg)
|
olie [SGV (1914)] || olie; Hoe noemt U: De vette vloeistof die b.v. gebruikt wordt bij het aanmaken van sla of het braden van vlees (smout, olie) [N 80 (1980)] || raapolie
III-2-3
|
20701 |
oliebol |
nonnenvot:
nonnevot (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
Eigen phonetische
nonnəvot (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg)
|
in olie of in vet gebakken meelkoekjes in de vorm van een ring of bol, berlijner bol || Oliebol (nonnevot?) [N 16 (1962)] || Poffertje [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20759 |
oliekoek |
oliekoek:
oliekook (Q101p Valkenburg)
|
In raapolie gebakken ronde koek van meel, krenten en eieren (oliekoek?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
26677 |
oliemolen |
slagmolen:
šlāx[molen] (Q101p Valkenburg)
|
Wind-, water- of rosmolen waarin uit zaden olie wordt geslagen. Het zaad wordt daartoe gekneusd met behulp van de zgn. kollergang bestaande uit twee verticaal geplaatste loperstenen. Het geplette zaad wordt in een pan verhit en vervolgens in wollen zakjes (builen) geborgen, waarna de builen in leren omslagen met een paardeharen voering gelegd worden. Het op deze wijze verpakte warme zaadmeel wordt daarna tweemaal geperst. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 15; Jan 15; Coe 5; Grof 5; monogr.; N D add.]
II-3
|
30614 |
olieverf |
olieverf:
ōli[verf] (Q101p Valkenburg)
|
Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.]
II-9
|
23150 |
olifant |
olifant:
Karte 109.
olifant (Q101p Valkenburg)
|
Elefant.
III-3-2
|
17916 |
omarmen |
omarmen:
umerme (Q101p Valkenburg)
|
omvatten, Met gestrekte armen ~ (vademen, omvademen, spannen, omarmen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
29086 |
omboorden |
boorden:
biø̜rǝ (Q101p Valkenburg)
|
Omboorden in het algemeen oftewel het insluiten van een rafelkant met een enkele of dubbele bies en in het bijzonder het met en lint afzetten van een colbert. [N 59, 86; N 62, 17; MW]
II-7
|
23455 |
omgang van de toren |
omloop:
umloup (Q101p Valkenburg)
|
De omgang, de trans van de toren. [N 96A (1989)]
III-3-3
|