33664 |
omheinde wei |
pas:
pas (Q101p Valkenburg),
pɛš (Q101p Valkenburg)
|
Een met prikkeldraad of anderszins afgemaakte wei. Een groot aantal opgaven was wei. Deze opgaven zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. Voor de fonetische documentatie van wei zie men lemma 1.3.6 ɛweiɛ.' [N M, 4b; L 32, 45; monogr.]
I-8
|
33745 |
omheinen |
afrasteren:
āfrastǝrǝ (Q101p Valkenburg),
tuinen:
tȳnǝ (Q101p Valkenburg)
|
Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.]
I-8
|
19711 |
omheining |
balie:
baj (Q101p Valkenburg),
tuin:
toen (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
tūn (Q101p Valkenburg)
|
De omheining in het algemeen. [N 14, 62; N 14, 67; S 11, 13; L 19B, 5a; A 25, 5; RND 8, 20; Gwn 16, 11; monogr.] || hek [SGV (1914)] || omheining || omheining, schutting van palen
I-8, III-2-1
|
23479 |
omheining van het kerkhof |
tuin:
WNT: tuin, I. Datgene wat tot af- of omperking dient.
toen (Q101p Valkenburg)
|
De muur, de omheining van het kerkhof [toen, toun, tuun?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
33737 |
omheining van ijzeren spijlen |
hek:
hęk (Q101p Valkenburg)
|
Omheining van ijzeren spijlen of staven. [A 25, 4e]
I-8
|
33736 |
omheining van opstaande latjes |
hek:
hęk (Q101p Valkenburg)
|
Omheining getimmerd van opstaande latjes, meestal rond een tuin of hof. [A 25, 4d; monogr.]
I-8
|
33735 |
omheining van palen |
hek:
hęk (Q101p Valkenburg)
|
Omheining van palen, verbonden door enkele latten of ruwe planken. [A 25, 4c; monogr.]
I-8
|
33734 |
omheining van takken |
heg:
hęk (Q101p Valkenburg)
|
Omheining van een erf of een stuk land, gevlochten van takken. [A 25, 4b; monogr.]
I-8
|
17917 |
omhelzen |
lief krijgen:
leefkriege (Q101p Valkenburg),
om de hals snappen:
um den haws sjnappe (Q101p Valkenburg),
poenen:
pöene (Q101p Valkenburg)
|
omhelzen [SGV (1914)]
III-1-2
|
17850 |
omhooggaan |
stijgen:
sjtiege (Q101p Valkenburg)
|
rijzen: Naar boven gaan, omhooggaan (rijzen, stijgen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|