33186 |
ondiep poten |
niet diep genoeg:
nēt dēp gǝnox (Q101p Valkenburg)
|
Vergelijk ook de lemmaɛs Ondiep en Ondiep Ploegen in aflevering I.1, p. 85-87. Het materiaal van dit lemma kan worden beschouwd als een aanvulling op dat van aflevering 1. Daar er in de eerste aflevering geen kaarten zijn opgenomen, is hier in kaart 14 ook het materiaal van de genoemde lemma¯s toegevoegd, zodat een algemene kaart Ondiep kon worden getekend. Bij de bijwoordelijke uitdrukkingen in dit lemma moet steeds het werkwoord voor "poten": ɛpoten, plantenɛ of ɛzettenɛ, worden toegevoegd; zie daartoe het lemma Poten. [A 20, 1a]
I-5
|
32699 |
ondiepe voor, ondiep geploegd land |
(het land is/ligt) gebelkt:
gǝbęlǝk (Q101p Valkenburg),
belk:
bęlǝk (Q101p Valkenburg)
|
In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor a) de ondiepe voor in het algemeen; b) de voor die ontstaat bij de een of andere manier van ondiep ploegen; c) de akker die in zodanige voren geploegd ligt. Van een indeling in groepen moest worden afgezien, omdat van sommige woordtypen niet alleen de meervouds-, maar ook de enkelvoudsvorm bruikbaar is voor de ondiepe voren waarmee men de akker beploegt, en bijgevolg voor de aldus bewerkte akker zelf. De termen zijn voornamelijk gerangschikt naar het grondwoord voor "ondiep geploegd" resp. "ondiepe voor". Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma ploegvoor. [N P, 12; N 11A, 109c + d; add.: JG 1b; N 11, 59; A 20, 1b; monogr.]
I-1
|
24527 |
oneetbare bes |
duivelskers:
vb. hondskers, frangula alnus, nachtschade, solanum nigrum, enz.
duuvelskeersch (Q101p Valkenburg)
|
verschillende oneetbare of vergiftigde rode of zwarte besjes
III-4-3
|
33829 |
onelegant paard |
lubbes:
lø̜bǝs (Q101p Valkenburg)
|
Lomp paard. [N 8, 20 en 62n]
I-9
|
18975 |
onfatsoenlijk |
onfatsoenlijk:
onfatsoenlik (Q101p Valkenburg)
|
in strijd met het fantsoen, met de goede manieren [vies, onfatsoenlijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24360 |
ongedierte, algemeen |
ongedierte:
eigen spellingsysteem
ongedeerte (Q101p Valkenburg),
ongesiefer:
eigen spellingsysteem
ŏngesiefer (Q101p Valkenburg),
ongesiefers:
ongesiefersch (Q101p Valkenburg)
|
gedierte, klein ~ (verzamelnaam voor insecten, wormen, spinnen enz.) [gediert, ongediert, gewörmt, ongesiefer] [N 26 (1964)] || ongedierte
III-4-2
|
18901 |
ongehoorzame jongen |
vlegel:
vlegel (Q101p Valkenburg)
|
een ongehoorzame jongen [bengel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20382 |
ongehuwd samenleven |
bijeen liggen:
bie-ein liegke (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
hokken:
hokke (Q101p Valkenburg)
|
een concubinaat, een buitenechtelijke samenleving van man en vrouw, gedurende enige tijd [N 96D (1989)] || samenleven van man en vrouw zonder dat ze met elkaar getrouwd zijn [meuken, jennen] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
29105 |
ongelijke zoom |
timp:
tømp (Q101p Valkenburg)
|
Zoom die ongelijk hangt. [N 62, 77]
II-7
|
23246 |
ongelovige |
ongelovige:
`nne ongeluivige (Q101p Valkenburg),
de ongeluivige (Q101p Valkenburg)
|
Een ongelovige, de ongelovigen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|