33682 |
onvruchtbare grond |
schavernak:
šāvǝrnak (Q101p Valkenburg),
slecht stuk:
šlɛx štøk (Q101p Valkenburg)
|
Grond van slechte kwaliteit. De oorzaak kan verschillend zijn. Het gevolg is echter een slecht landbouwproduct. [N 27, 31; N 27, 29; N 11, 2d; N 11, 2f; A 10, 4; N 6, 33a; Vld.; monogr.]
I-8
|
34151 |
onvruchtbare koe |
manse koe:
mau̯s kō (Q101p Valkenburg),
vaars:
vērš (Q101p Valkenburg)
|
In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C]
I-11
|
23979 |
onwaardig |
onwaardig:
onwaerdig (Q101p Valkenburg)
|
Onwaardig [ónwèèrdig, ónwuurdieg]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25119 |
onweersbui |
donderschuil:
donderschoel (Q101p Valkenburg)
|
onweersbui met veel regen en wind [schoer, donderschoer] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25176 |
onweerx |
donderweer:
donderwèèr (Q101p Valkenburg),
dònderwêr (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
onweer:
onwèr (Q101p Valkenburg)
|
donderbui [SGV (1914)] || onweer [N 22 (1963)] || onweersbui [SGV (1914)]
III-4-4
|
17973 |
onwel |
krank:
krank (Q101p Valkenburg)
|
Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, onlustig, niet prut, kadies, dings). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23923 |
onze-lieve-heer |
onze-lieve-heer:
sleevenhièr (Q101p Valkenburg)
|
Onze Lieve Heer [slievenheer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23927 |
onze-lieve-vrouw |
onze-lieve-vrouw:
sleeve vrouw (Q101p Valkenburg)
|
Onze Lieve Vrouw [Lie(f)vrouw, Sliefvrouw]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23743 |
onze-lieve-vrouweplaat |
onzelievevrouw van altijddurende bijstand:
de Sleevevrouw van altieddoerende biesjtand (Q101p Valkenburg)
|
Een plaat, afbeelding van O.L.V. van Altijddurende Bijstand. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23971 |
onzedig |
onzedig:
onzedig (Q101p Valkenburg)
|
Onzedig, onzedigheid. [N 96D (1989)]
III-3-3
|