29421 |
pottenbakker |
pottenbakker:
pǫtǝbɛkǝr (Q101p Valkenburg)
|
Ambachtsman die uit klei potten en ander aardewerk vervaardigt. De woordtypen pottenman (Q 95, Q 193) en aardewerker (Q 95) werden in de betreffende plaatsen gebruikt voor een arbeider in een aardewerkfabriek. [L 34, 20; A 45, 34; N 49, 60a; monogr.]
II-8
|
29425 |
pottenkoopman |
barenschurger:
bārǝšørǝgǝr (Q101p Valkenburg),
duppenschurger:
døpǝšørǝgǝr (Q101p Valkenburg)
|
Pottenkruier; koopman in aardewerk die met zijn handelswaar op een kruiwagen het land rondtrok. [monogr.]
II-8
|
27074 |
praam |
praam:
prām (Q101p Valkenburg),
schaar:
šiǝr (Q101p Valkenburg)
|
Neusknijper om het paard in bedwang te houden. Een praam bestaat uit een houtje met een lus eraan, die rond de bovenlip van het paard wordt gelegd en met het houtje wordt aangedraaid. Er bestaan ook metalen neusknijpers met deze functie (zie o.a. de termen muilijzer, tandijzer en gebitijzer). [JG 1b, 1c, 2c; N 13, 85; N 33, 377 en 380; S 28; monogr.]
I-10
|
21834 |
praatje |
kal:
kal (Q101p Valkenburg)
|
een waarschijnlijk onwaar bericht [praatje, praat, spraak, mare] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
23239 |
predikant |
predikant (<lat.):
predikant (Q101p Valkenburg)
|
De predikant, prediker, degene die de preek houdt. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23611 |
preek |
preek:
de praek (Q101p Valkenburg)
|
De predikatie, de preek [preek, prèèk, preëdich?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23382 |
preekstoel |
preekstoel:
praeksjtool (Q101p Valkenburg)
|
De preekstoel [preek-, prèèk-, predichsjtool?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23641 |
prefatie |
prefatie (<lat.):
prefasie (Q101p Valkenburg)
|
De door de priester gezongen lofprijzing ter inleiding van de Canon, de prefatie. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21006 |
prei |
poor:
poor (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
prei:
sic JK
prie (Q101p Valkenburg),
spoor:
spoar (Q101p Valkenburg),
(fr. porée, met prothésische sch)
schpòòr (Q101p Valkenburg)
|
[DC 11 (1942)] [DC 13 (1945)]prei [SGV (1914)] || prij
I-7
|
20667 |
preisoep |
poorsoep:
paorsop (Q101p Valkenburg),
spoorsoep:
Eigen phonetische
spoorsop (Q101p Valkenburg)
|
Preisoep (Poorsop?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|