18341 |
schoeisel |
t leer]:
schoonsgetuig (Q101p Valkenburg)
|
schoeisel, het geheel van schoenen, laarzen e.d. [voetgetöch [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18272 |
schoen: algemeen |
schoen:
schoon (Q101p Valkenburg),
schön (Q101p Valkenburg),
sjoon (Q101p Valkenburg)
|
schoen [SGV (1914)] || schoen [skoewn, schoe, sjoe, schoon, sjoon] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18369 |
schoen: spotnamen |
gamasche:
kamasche (Q101p Valkenburg)
|
schoen: spotbenamingen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18466 |
schoenborstel |
wiksborstel:
om schoenen te poetsen
wieksbörschtel (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg)
|
borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-1-3, III-2-1
|
18303 |
schoenen (mv.) |
schoenen (mv.):
schoon (Q101p Valkenburg),
sjoon (Q101p Valkenburg),
hoge; bottinen
sjeun (Q101p Valkenburg),
hoig en leeg schoon
schoon (Q101p Valkenburg)
|
Hoe noemt men de schoenen? Maakt men verschil tusschen hooge en lage schoenen? [DC 09 (1940)] || schoenen (mv.) [SGV (1914)]
III-1-3
|
18465 |
schoenen poetsen |
wiksen:
wikse (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
wîkse (Q101p Valkenburg)
|
schoenen poetsen
III-1-3, III-2-1
|
18347 |
schoenlepel |
aantrekker:
aantrekker (Q101p Valkenburg)
|
schoenlepel [schoontrekker] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
30812 |
schoenmaker |
schoenmaker:
šōnmę̄kǝr (Q101p Valkenburg)
|
In dit lemma zijn zowel de benamingen verwerkt voor "de persoon die schoeisel vervaardigt" als voor "de persoon die schoeisel repareert". [N 60, 216a; N 60, 231a; Wi 2; N 60, 75; monogr.]
II-10
|
18394 |
schoensmeer |
wiks:
wiks (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
Hgd. Wichse.
wîks (Q101p Valkenburg)
|
schoensmeer
III-1-3, III-2-1
|
18185 |
schoenveter |
rijgstaartel:
rieschtartel (Q101p Valkenburg),
Kil. stertel ligula.
rieschartel (Q101p Valkenburg)
|
schoenveter [rijgsnoer, (rij)reem, sjoonsreim, riereem, riesjtartel, nistel, rienastel, raajnagel, rijnassel, rijgnestel, rijgenast] [N 24 (1964)] || veter
III-1-3
|