19369 |
schuurtje |
schuurtje:
schuurke (Q101p Valkenburg)
|
schuurtje [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
19063 |
schuw |
schuw:
sjūū (Q101p Valkenburg)
|
Hoe noemt u vreesachtig, schrikachtig, gezegd van dieren (schuw, schouw) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
34522 |
seksen |
uitzoeken:
ūt˲zø̄kǝ (Q101p Valkenburg)
|
Bij kuikentjes de haantjes van de hennetjes afzonderen en ze vervolgens doden. Haantjes zijn er minder nodig en het is onvoordelig om die lang eten te blijven geven. [N 19, 58; JG 1a, 1b]
I-12
|
20962 |
selderij |
selderie:
sélderie (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg)
|
Selderij; de welbekende schermbloemige moesplant die gekweekt wordt als soepgroente waarvoor zowel de blaadjes en de stengel als de wortel gebruikt wordt (selderij, selderie, selder, seljer). [N 82 (1981)]
I-7
|
24035 |
seminarie |
seminarie (<lat.):
t simmenarie (Q101p Valkenburg)
|
Het seminarie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19778 |
sering |
meibloem:
meibloom (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg),
-
meiblo:om (Q101p Valkenburg),
meiblo:om* (Q101p Valkenburg),
meibloom (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg),
Komt voor in WLD III, Flora; daar ontbreekt het ZND materiaal; aan ZND 02 is hier toegevoed het materiaal van ZND 15 (1930), 022
meibloom (Q101p Valkenburg)
|
[DC 17 (1949)] [SGV (1914)]sering [DC 17 (1949)], [SGV (1914)] || Syringa vulgaris, Fr. Lilas [ZND 02 (1923)]
I-7, III-4-3
|
18681 |
sierlijke omslagdoek |
franjeldoek:
franjeldook (Q101p Valkenburg)
|
omslagdoek, sierlijke ~ met franjes, thans nog wel in gebruik als kapstok- of tafelkleedje [draadjesneusdoek, fraanjeldook] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20569 |
sigarenpijpje |
roortje:
reurke (Q101p Valkenburg)
|
sigarenpijp
III-2-3
|
24242 |
sijs |
sijs:
sij:s (Q101p Valkenburg)
|
sijs (12 groenig, maar man heeft zwart petje en sikje; alleen trek- en wintervogel, dan in dichte danszwermen, meest bij elzen; zeer geliefde kooivogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17752 |
sik |
bokkenbaard:
bokkenbaard (Q101p Valkenburg),
bokkenbaardje:
bokkebeerdsche (Q101p Valkenburg),
sik:
chik (Q101p Valkenburg),
sek (Q101p Valkenburg),
siek (Q101p Valkenburg),
sik (Q101p Valkenburg)
|
Geitenbaard. [N 77, 87; S 32; monogr.] || sik (onder aan de kin of aan de onderlip?) [DC 01 (1931)]
I-12, III-1-1
|