24964 |
vloed, hoogtij |
vloed:
vloet (Q101p Valkenburg)
|
vloed, wassen van het water van de zee en de toestand van hoog water [bovenwater, hoog tij] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21784 |
vloek |
vloek:
nne vlook (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg)
|
een vloek [hiemmeltsakker] [N 96D (1990)] || Een vloek [hiemmeltsakker]. [N 96D (1989)]
III-3-1, III-3-3
|
21395 |
vloeken |
godveren:
godverre (Q101p Valkenburg),
vloeken:
vlooke (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg)
|
godslasterende woorden uitspreken [vloeken, parlesanten, godverren, nonnen, sjamfoeteren, bidden, sakken] [N 85 (1981)] || vloeken [N 96D (1990)], [SGV (1914)] || Vloeken. [N 96D (1989)]
III-3-1, III-3-3
|
23962 |
vloekje |
vloekje:
e vleukske (Q101p Valkenburg)
|
Een vloekje [vluukse]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
27185 |
vloer |
vloer:
vlūr (Q101p Valkenburg)
|
Zie voor het woordtype 'beleg' ook RhWb V, k. 301, s.v. 'Beleg': ø̄Fussboden aus Steinbelagø̄. Volgens Jongeneel (Heerlens Woordenboek, pag. 19) maakten de boeren uit de omgeving van Heerlen steenharde, waterdichte vloeren van zand, kalk of cement en kolensintels. [S 41; N 54, 128; monogr.; Vld.]
II-9
|
19277 |
vlug |
gauw:
gaw (Q101p Valkenburg)
|
vlug: (moet je nu al weg?) Ja, ik zal moeten voortmaken om op tijd thuis te zijn; zo - loop ik niet meer [DC 39 (1965)]
III-1-4
|
17937 |
vlug lopen |
hels lopen:
hels loupen (Q101p Valkenburg),
rennen:
renne (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
vetsen:
vetse (Q101p Valkenburg),
vetsen (Q101p Valkenburg)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: snel lopen [rekke, dabbere, op ne steile gaon] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34016 |
vlugger |
allez:
alɛ (Q101p Valkenburg)
|
Voermansroep om het paard sneller te doen gaan. [N 8, 95g]
I-10
|
33867 |
vocht afscheiden |
pekelen:
pęi̯kǝlǝ (Q101p Valkenburg
[(pegelen: draden verliezen)]
),
vemen:
vē̜mǝ (Q101p Valkenburg)
|
[N 8, 45, 46 en 48]
I-9
|
33874 |
vochtafscheiding uit de tepels als teken van zwangerschap |
(ze heeft) stopjes:
stø̜pkǝs (Q101p Valkenburg),
(ze heeft) tippelen aan de demen:
tipǝlǝ an dǝ dē̜mǝ (Q101p Valkenburg)
|
Er zijn diverse uitdrukkingen ter aanduiding van de komende geboorte van het veulen. De eerste tekenen die op een naderende geboorte wijzen, zijn de volgende: de merrie wordt onrustig en drentelt door haar stal, terwijl ze regelmatig tekenen van krampen en pijn (weeën) vertoont. De hars die zich aan de spenen heeft gevormd, druipt er nu af en de banden zijn los, d.w.z. de spieren aan beide zijden van de staartwortel zijn slap. [N 8, 51]
I-9
|