e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Valkenburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vod klommel: klommel (Valkenburg), lommel: lommel (Valkenburg, ... ), lòmmel (Valkenburg), lòmmele (Valkenburg), tondel: Van Dale: tondel, 4. <gew.> vod, prul  tondsjel (Valkenburg), WNT: tondel, 5) vod, prul. Van Dale: tondel, 4. <gew.> vod, prul  tontel (Valkenburg) versleten stuk doek of stof [vod, bul, tod, slet] [N 86 (1981)] || vod [SGV (1914)] || vod, nietswaardig voorwerp || vodde || vodde, lomp || vodden [SGV (1914)] III-1-3
voddenkoopman lommelenkramer: lòmmelekrièmer (Valkenburg) voddenkoopman [SGV (1914)] III-3-1
voederbak voor de kippen voerbak: vōrbak (Valkenburg) De vaak gootvormige bak in het kippenhok waar men het kippenvoer indoet. [A 48, 16d] I-6
voederbieten karoten: karōtǝ (Valkenburg), voerkroten: vōrkrōtǝ (Valkenburg) Beta vulgaris L. subsp. vulgaris. De algemene benaming van de bieten die gekweekt worden om als veevoeder te worden gebruikt. De voederbiet groeit grotendeels boven de grond, in tegenstelling tot de suikerbiet waarvan alleen de bladerkruin boven de grond uitkomt. De plant gedijt het best op losse vochthoudende zandgrond en verdraagt zware stalmest- of gierbemesting. Het is vanouds een in Limburg veel verbouwd veevoeder dat in het eigen gemengde bedrijf werd benut. Voor de fonetische documentatie van het tweede woorddeel in de samenstellingen zoals voederbieten, waarvan dat tweede element ook als enkelvoudig woord in het lemma voorkomt, zie onder dat enkelvoudig woord, i.c. bieten. In de vragenlijsten is steeds naar de meervoudsvorm gevraagd. [N 12, 38; N 12A, 1; JG 1a, 1b, 1d, 2b, 2c; A 13, 2b; L 43, 4b; monogr.] I-5
voederen voeren: vōrǝ (Valkenburg) Het geven van voer aan het vee. [Wi 36; Wi 39; L A2, 370; RND 8, 97; S 20; Vld.; monogr.] I-11
voedermik gaffeltje: gɛfǝlkǝ (Valkenburg) Een korte, houten gaffel waarmee men het veevoer in de koe- of varkensketel roert. [N 18, 31; monogr.] I-11
voedsel eten: eetə (Valkenburg), kost: kos (Valkenburg) voedsel; Hoe noemt U: Al wat tot voeding kan dienen, al wat men eet (kost, vreet, knibbel, inslag, mast, eten, eet, spijs, bik, aas, voedsel) [N 80 (1980)] III-2-3
voeg voeg: vōx (Valkenburg) De ruimte tussen de metselstenen van een bouwwerk die met voegmortel wordt gevuld. Men onderscheidt doorgaande voegen in de lengterichting van het metselwerk, de lintvoegen, en de voegen die daar loodrecht op staan, de stootvoegen. [N 32, 29a; monogr.] II-9
voer fourage: vōrāš (Valkenburg), voer: fōr (Valkenburg), vōr (Valkenburg) Veevoer. De samenstelling van dit voer is vevarieerd. Afval van hooi en stro, wortels van gras en graan, soorten zaad, zemelen en meel kunnen ingrediënten zijn. [N 5A II, 64a en 64b; RND 97; S 41; L 28, 45; JG 1d; monogr.] I-11
voeren voeren: vōrǝ (Valkenburg) Het aanbrengen van voering. [N 62, 18b; Gi 1.IV, 28; MW] II-7