e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Valkenburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weiland in het algemeen waas: wās (Valkenburg), wei: węi̯ (Valkenburg) Het totaal aan grasland waarop men de koeien kan laten grazen en waarop men kan hooien. [N 6, 33b; N P, 5; N 14, 50a; S 43; RND 20; A 10, 3; A 10, 4; monogr.] I-8
welbespraakt brutaal persoon mondfiat: montfiejat (Valkenburg) welbespraakt; goed, vlot kunnende spreken, woordenrijk [montfiejat] [N 87 (1981)] III-3-1
welig groeiend gelps: gelpsj (Valkenburg, ... ), (ouds, gêl. ohgd. geil = üppig, angs, gylp, gilp, kelt. gel = groenen), (lat. galbanus)  gelpsch (Valkenburg) In overvloed groeien, gezegd van planten (gelp). [N 82 (1981)] || welig van groen III-4-3
welig, gelp wassig: wɛsex (Valkenburg) Opgaven voor de uitdrukking "de tarwe groeit welig, staat gelp". Derf betekent eigenlijk "ongaar, onrijp". [L 35, 61; monogr.] I-4
wellen wallen: walle (Valkenburg, ... ) kokend opborrelen || wellen III-2-3
wendakkerhoeken oordeinden: [oord]˱eŋ (Valkenburg), ōrt˱eŋǝ (Valkenburg), ǭrt˱eŋǝ (Valkenburg) Bij het ploegen van de keerstrook of wendakker blijft, behalve als men na elke voor bij het keren de ploeg terugtrekt en aan de kant inzet, aan beide zijden van de wendakker een vierkant of rechthoekig keerstrookje over, dat thans vaak onbewerkt blijft, maar vroeger veelal met de schop (soms met de riek) werd omgewerkt. Een enkele keer diende het voor een ander gewas dan op de rest van de akker verbouwd werd. [N 11, 50b; N 11A, 125c; A 33, 7; N P, 1] I-1
wenkbrauw oogsbrauw: augsbrao (Valkenburg), ougsbrao (Valkenburg), ougsbrouw (Valkenburg) wenkbrauw [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] III-1-1
wensen wensen: wènsje (Valkenburg) wenschen [SGV (1914)] III-1-4
wentelploeg melotte: mǝlǫt (Valkenburg), wentelploeg: wɛntǝl[ploeg] (Valkenburg) Een wentelploeg is een karploeg met tenminste twee ploeglichamen, die - boven elkaar aan de ploegboom bevestigd - elkaars spiegelbeeld vormen en bij het keren samen met de ploegboom 180¬∞ worden gedraaid. Aan de boom van zulk een ploeg zitten gewoonlijk ook twee kouters en twee voorscharen. Vroeger kon de wentelploeg ook een voet- of radploeg zijn. Omdat de ploegboom van een dergelijke ploeg niet in zijn geheel gedraaid kon worden, was het dubbele ploeglichaam draaibaar bevestigd aan het achterstuk van de ploegboom. Dit type wentelploeg heet achterwentelaar of staartwentelaar. Een voet- of radploeg met een ploeglichaam dat onder de ploegboom door gewenteld kan worden, wordt wel onderwentelaar genoemd. [JG 1b + 1b; JG 2a-1, 6 ; JG 2b-4, 1; N 11, 30; N 11A, 71 + 72 + 73; N J, 10 add.; N 27, 14 + 15 add.; A 27, 24 add.; monogr.] I-1
wentelteefje fluwelen brood: fluwièèle broid (Valkenburg, ... ), verdwenen brood: verdwene braod (Valkenburg), verwenen brood: verwèène broid (Valkenburg), Eigen phonetische  verweènə broid (Valkenburg) overtrokken brood || pangerecht || verdwenen brood || Wentelteefjes (fleweene brood, fluweele brood, verdwene brood, verwèène brood?) [N 16 (1962)] III-2-3