34574 |
wiel |
rad:
rāt (Q101p Valkenburg),
meervoud
rār (Q101p Valkenburg),
radje:
verkleinwoord
rā.rkǝ (Q101p Valkenburg),
wiel:
wē.l (Q101p Valkenburg)
|
Algemene benaming voor het wiel van een kar of een wagen. De karren en wagens hebben aanvankelijk houten wielen met daarrond een ijzeren band, om slijtage tegen te gaan. Na de tweede wereldoorlog werden deze houten wielen geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. Afhankelijk van de omtrek heeft een wiel tien tot veertien spaken. [N 17, 57a-b + add; N 18, 99 + add; N G, 4; JG 1a + 1b; Gi 1,1; L 20, 21; L 38, 41; A 2, 60; A 4, 21; A 43, 1a-b; Wi 5; S 29; monogr.]
I-13
|
31573 |
wielband |
karrenbeslag:
karǝbǝšlāx (Q101p Valkenburg),
reep:
re̜jp (Q101p Valkenburg)
|
De ijzeren hoepel die door de smid om de houten velg van een kar of wagen wordt gelegd. Zie ook afb. 209a. [N G, 46a; N 17, 67; A 42, 17; JG 1a; JG 1b; L 20, 20c; A 4, 20c; N 33, 8 add.; monogr.; Vld.; div.]
II-11
|
32813 |
wielen van de cultivator |
rader:
rār (Q101p Valkenburg)
|
De wielcultivator, die van achteren steeds twee wielen heeft, wordt van voren ondersteund door een klein zwenkwiel ofwel - en dan betreft het meestal een zwaarder model - door een tweewielig voorstel. [N 11, 78a add.; N 11IA, 151; monogr.]
I-2
|
24276 |
wielewaal |
goudmelder:
goudmäèlder (Q101p Valkenburg),
goudmèldër (Q101p Valkenburg),
goudméélder (Q101p Valkenburg),
goudmêlder (Q101p Valkenburg),
wielewauw:
wielewouw (Q101p Valkenburg)
|
Hoe heet de wielewaal? [DC 06 (1938)] || wielewaal (24 schuwe zomervogel in boomkruinen; man prachtig geelzwart, prachtig gevlochten nest; opvallende roep [duu-de-luo] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
23554 |
wierook |
wierook:
wierouk (Q101p Valkenburg)
|
Wierook [wierek, wierooch?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23556 |
wierookkorrels |
wierookskoren:
wieroukskeur (Q101p Valkenburg)
|
Wierookkorrels. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23555 |
wierookvat |
wierooksvat:
wierouksvaat (Q101p Valkenburg)
|
Het wierookvat [wiereksvat, wieresvaas?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
27425 |
wig |
kijl:
kīl (Q101p Valkenburg)
|
Houten wig die soms achter de touwen wordt gedreven om de verbinding te verstevigen. Zie ook afb. 19. [N 32, 5d; monogr.]
II-9
|
18152 |
wijdbeens lopen |
greiden:
greie (Q101p Valkenburg),
o-benen lopen:
o bein loupen (Q101p Valkenburg),
schroevelen:
sjroevele (Q101p Valkenburg)
|
lopen: met de benen ver uiteen lopen [kooje, met een wijde kooi loope] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18555 |
wijde regenmantel zonder mouwen |
cape (eng.):
keep (Q101p Valkenburg)
|
regenmantel, wijde ~ zonder mouwen [keep] [N 23 (1964)]
III-1-3
|